Vlagtwedde, 2 augustus. De entourage van Sir Jim Redman strijkt neer in het rustieke Groningse dorp. Het getuigt van behoorlijk wat lef, als je nog steeds durft te teren op je grote succesperiode, meer dan veertig jaar na dato. Jim Redman is echter bij uitstek een man die bewezen heeft deze lef in grote hoeveelheden mate te bezitten. Als motorcoureur zette hij Honda voor het eerst serieus op de kaart. Onverschrokken en met groot talent stuurde hij de innovatieve vier- en zescilinders naar zes hard bevochten wereldkampioenschappen. Ooit won hij drie klassen bij een GP op één dag. Dat was tijdens de Asser TT van 1964. Hij reed in totaal negen maal de TT; het Drentse circuit is nog steeds één van zijn favorieten, dat valt te begrijpen.
In 1966 al zette hij een punt achter deze indrukwekkende carrière, na een seizoen dat werd gekenmerkt door lelijke valpartijen en botbreuken. Anno nu, intussen 77 jaar oud, reist de kosmopoliet continu de wereld rond, ter opluistering van historisch race-evenementen. Hiermee vult hij zijn dagen en zo te zien geniet hij van elke minuut.
Elk jaar in het beginweekend van augustus organiseert het bestuur van de Historische TT Vlagtwedde de “TT van Vlagtwedde”. Uit het hele land komen coureurs naar het noordelijke dorp om deel te nemen aan de regelmatigheidritten van de SAM. Daarbij hoort een grote verscheidenheid aan historische wedstrijdmotoren, maar ook een belangrijke persoonlijkheid uit het rijke wegraceverleden. Het organiserende comité had eerst een optie genomen op motorheld Giacomo Agostini. Vanwege andere verplichtingen in Finland moest deze Italiaanse grootheid verstek laten gaan. Herr Rolf Korrmann, al dertig jaar manager van Redman, bemiddelde. Zijn coureur zou aanvankelijk de twee dagen samen met Agostini doorbrengen in Finland. Redman was bereid om één dag op te offeren om zijn plaats in Vlagtwedde in te nemen.
Te midden van een keur aan zeldzame racemachines uit de jaren zestig staat Redman in zijn tent. Een spandoek met de tekst ‘Simply the best’ geeft aan met wie we te doen hebben. Toch is Redman geen opschepper, integendeel! Hij is een gentleman in de beste Britse traditie; voor iedereen heeft hij een vriendelijk woord, hij deelt handtekeningen uit en gaat op de foto – met de wethouder, de lokale schoonheidkoningin, maar ook met woest getatoeëerde racefans met rouwranden onder de nagels. Ook ik krijg de kans hem enkele vragen te stellen. De oud-kampioen neemt er alle tijd voor.
Mr. Redman, als ik het goed begrijp reist u voortdurend rond de wereld rond om historische evenementen op te luisteren. Is dat wel een verstandige tijdsbesteding voor een 77-jarige?
“Eerlijk gezegd kan ik me niets leukers voorstellen! Motoren en wegracen waren altijd mijn werk en mijn hobby. Dat is nooit veranderd. Mijn hoogtijdagen zijn lang geleden, maar het waren gouden jaren. Het is fantastisch om na al die tijd nog steeds de oude circuits te kunnen bezoeken en berijden, om oude vrienden terug te zien en om al die enthousiaste mensen te ontmoeten. Het houdt me jong:
‘I ‘m having a great time. As long as you’re good at it, you’ve got to keep on going!'”
U heeft gereden op de mooiste en snelste circuits van de wereld. Wat vindt u dan van het ‘rondje om de kerk’ dat u hier aantreft?
“Ik waardeer het circuit hier in Vlagtwedde even hoog als de banen van vroeger. Ook de circuits van Assen, Spa, Isle of Man, Solitude, Ulster, Imatra, Jarama waren in de jaren zestig niet meer dan tijdelijk afgezette stukken openbare weg, compleet met stoepranden, telefoonpalen, secties met klinkerbestrating en bushaltes. We wisten niet beter en hielden er gewoonweg rekening mee. Vorig jaar was ik bij een race-demo in Eext, ook zo’n kleinschalig, tijdelijk circuit. Ik heb zowel daar als vandaag hier in Vlagtwedde een geweldige dag meegemaakt. Ik heb heerlijk gereden en dozijnen leuke gesprekken gevoerd. Natuurlijk, al voel ik me nog steeds twintig, ik rijd nu als iemand van zeventig!”
Het contrast met de huidige wereld van de MotoGP moet dus groot zijn. Wat is uw mening over die verschillen?
“Er zitten verschillende kanten aan dit verhaal. Allereerst de opzet en de sfeer van het hele circus. De manier waarop teams, rijders en fabrikanten de moderne Grand Prix racerij benaderen is veel zakelijker en professioneler dan vroeger bij ons het geval was. Niet dat wij niet serieus en professioneel te werk gingen! Ook wij gingen voor de hoofdprijs en ik en het team deden daar alles voor. Van de toenmalige kameraadschap, het plezier en de benaderbaarheid is echter niet veel meer over. Ook geld speelt een veel grotere rol dan vroeger. In de jaren zestig kon een coureur zich met enige moeite een Norton Manx verwerven. Daarmee kon hij bij internationale wedstrijden het nodige prijzengeld bij elkaar rijden. Wij reden echt niet uitsluitend races voor het wereldkampioenschap, zoals tegenwoordig. Bij elk evenement met een prijzenpot kwamen wij elkaar tegen. Met dat prijzengeld en met behulp van steun door bijvoorbeeld een lokale garage konden wij ons met onze klanten-Norton ook serieus mengen in het wereldkampioenschap. Deze situatie zou nu ondenkbaar zijn. Een rijder die competitief wil zijn kan niet meer zonder een fabrieksmachine, een krachtig team met goed management en sponsors. De goede sfeer, de wederzijdse behulpzaamheid als er iemand panne heeft, het samen plezier maken, dat vind je niet meer in de paddock van de moderne MotoGP.
De keerzijde is het enorme verschil in veiligheidperceptie. Het wordt nu heel gewoon gevonden als een rijder tijdens een raceweekend een paar maal valt. Hij staat weer op, klopt het stof van zijn overal en hij stapt op zijn reservemachine. Hoe anders was dat in de sixties! Van mezelf weet ik nog goed, dat ik hooguit twee, drie keer viel tijdens een heel seizoen. Er zijn zelfs jaren geweest dat ik in het geheel niet ben gevallen. Dat was niet omdat we niet hard gingen, maar we wisten allemaal hoe snel een val fataal kon zijn. Er waren periodes tijdens het seizoen dat er drie rijders per maand om het leven kwamen. Ik herinner me nog goed dat Gary Hocking in het voorjaar eens tegen mij zei: “We gaan te snel met deze nieuwe motoren. Dit moet een keer verkeerd aflopen”.
Het was de tijd van de Honda en MV vier- en zescilinders. De rijwielgedeeltes van de fietsen waren niet echt opgewassen tegen de toegenomen vermogens. De veiligheidsvoorzieningen van de circuits al helemaal niet.
We waren het allemaal eens met Gary. Toch reed elke coureur daarna het hele seizoen zo hard als hij kon. We waren allemaal jong, getalenteerd en ambitieus. De één na de ander viel af en het einde van het verhaal was dat ik wereldkampioen werd en Gary was dood. Dat deed pijn, want we waren niet alleen concurrenten, maar ook vrienden. Nogmaals echter, het was de manier waarop we leefden. We kenden de gevaren en wisten wat we deden.”
Zijn er grote verschillen tussen de machines van toen en die van nu?
Jim Redman: “Het materiaal dat Honda mij ter beschikking stelde was in die tijd het beste van het beste. Het was in elk geval goed genoeg om mij veel races te laten winnen. In die zin is dat heden nog steeds zo. Het grote verschil is de inbreng van de rijder. Vroeger moest de coureur het helemaal alleen doen. Er bestonden geen computers. Ik heb ook met moderne MotoGP-machines mogen rijden. Alleen al door de grotere cilinderinhoud gaat het veel harder. De elektronische hulpmiddelen houden ze beheersbaar. Zonder talent kan een coureur echter nooit winnen. Dat is niet veranderd.”
In de jaren zestig waren er geen grote sponsors en teams. Hoe werd het team draaiende gehouden en hoe kwam u aan de kost?
“De rijders van de subtop en het tweede garnituur knoopten de touwtjes aan elkaar zoals ik zonet al heb beschreven. Bij de fabrieksteams, zoals dat van Honda, draaide het bedrijf op voor alle kosten. Er bestond nog geen sponsoring. Zelf was ik in volledige dienst bij Honda. Ik heb een goede tijd gehad, Honda betaalde prima en met mijn inkomen kon ik er gemakkelijk een Ferrari op na houden!”
Rossi is een paar jaar terug boos naar Yamaha vertrokken wegens de veronderstelde arrogantie van Honda. Hoe was destijds uw verhouding tot Honda?
“Valentino is een groot racetalent en iemand die leeft voor de fun. Ik denk dat hij die lol niet meer kon vinden bij zijn oude team. Honda had hem echter nooit moeten laten gaan. Het is misschien wel de grootste fout die zij de laatste jaren hebben gemaakt in de racerij. Niet alleen Rossi verhuisde naar Yamaha, moor hij nam ook een groot deel van zijn winning team met zich mee.
Wat mijzelf betreft echter, ik heb een geweldige tijd gehad bij het team. Iedereen sloofde zich uit voor mij en ik kwam nooit iets tekort. Ik wist dat ik belangrijk was voor Honda, dat liet men mij duidelijk merken. Op een keer, de dag voor een belangrijke wedstrijd, kwam Mr. Soichiro Honda himself bij me langs. Hij legde vertrouwelijk zijn hand op mijn schouder en fluisterde in mijn oor: “Jim, the fate of the Honda factory depends on you. We know you can do it. Go for it!”
Ik kon naast het rijden ook een positieve bijdrage leveren aan het team, want in die tijd was het nog niet gebruikelijk dat Japanners goed Engels spraken. Als ze de taal al beheersten, dan was dat het ‘nette’ Engels. Het kwam wel voor dat toeleveranciers van vering, banden en andere onderdelen met hun ‘slang’ niet verstaan werden door de technici. Daar kon ik dan een vertaalslag overheen leveren.
Tot slot nog een vraag over Rhodesië, of liever Zimbabwe, zoals dat tegenwoordig genoemd wordt. U stond altijd in de uitslagen als “J. Redman, Rhodesia”. Woont u er nog steeds en wat vindt u van de politieke situatie op dit moment?
“Het is een verdrietige zaak wat Mugabe teweeg heeft gebracht. Toen hij aan de macht kwam, vele jaren geleden, zeiden we al tegen elkaar dat er niet veel goeds van kon komen. Rhodesië was een welvarend land, ondanks sociale ongelijkheid en dergelijke. Daar is nu niets meer van over.
Ik ben opgegroeid in Engeland, had enkele jaren gewoond in Rhodesië en vervolgens over de hele wereld rondgereisd tijdens mijn dagen als coureur. Toen ik stopte met racen had ik eigenlijk geen thuis meer. Zimbabwe vond ik geen optie, vanwege de politieke wind die er was gaan waaien. Ik heb toen besloten me te vestigen in Durban, Zuid-Afrika. Daar woon ik nu nog steeds. Ik voel me er thuis, maar reis nog steeds graag de wereld rond, als de kans me wordt geboden. Sinds de Centennial TT in ’98 wordt ik regelmatig gevraagd. Het eerste dat ik daar heb rechtgezet, is de manier waarop ik in de programmaboekjes zou worden vermeld. “J. Redman, Zimbabwe”, stelde de organisatie voor. Dat kon niet kloppen. In Zimbabwe heb ik nooit geleefd. Wel in Rhodesië, maar dat bestaat niet meer. Dus nu staat er: J. Redman, ZA”.
De omstanders staan te dringen. Ik heb al teveel van uw tijd genomen. Thank you and good luck, mr. Redman!
Ik geef Mr. Redman terug aan het publiek. Het wil met deze sympathieke en interessante beroemdheid op de foto. De mensen willen handtekeningen op hun T-shirts, programmaboekjes en posters. Redman is meteen weer druk. Later die dag opent hij de wedstrijdserie. Hij is bijna tachtig, maar nog steeds geen kleine man. Hij torent door het open dak vanuit de achterbank van de Fiat Topolino en houdt de rondemiss stevig vast.
’s Middags rijdt hij tot drie keer toe zijn ronden over het circuit met de machine van weleer. ’s Avonds staat hij paraat in de feesttent, om de handen te schudden van de klassenwinnaars en de bekers uit te reiken. Als er even verder niemand kijkt, ontspant zijn gezicht. Ik zie hem heel kort met andere ogen: een bejaarde man, met ingevallen en getekend gezicht, in een korte broek met spillebenen, eenzaam tussen onbekenden, in een land ver van huis. Maar daar komt de microfoon weer zijn kant uit. Zijn glimlach komt terug en hij zegt: “Overal ben ik al geweest, maar Vlagtwedde zal ik me altijd herinneren als een plek waar ik welkom was, met alleen maar welwillende en lachende gezichten om mij heen. Het was een geweldige dag; iedereen bedankt!”
Een professional, die dezelfde avond alweer in het vliegtuig zit, op weg naar het volgende evenement in Finland.
Vlagtwedde, 2 augustus 2008
Foto’s: Inge van Hesteren