De lente, die onlangs begon, brengt kriebels en nieuw leven. Ook het ‘oude leven’ laaft zich aan de voorjaarszon.
Zo reed ik onlangs over de Franse snelweg met mijn hoogbejaarde ouders. Zij hadden zich laten inspireren door de lengende dagen en de oplopende temperaturen. Vanuit hun Amsterdamse appartement verlangden zij naar hun ware tampat: hun huis in het zuiden van Frankrijk.
Ze konden de lange reis over de Franse Autoroute niet meer zonder hulp volbrengen. Bij mijn vader manifesteert Alzheimer zich steeds duidelijker. Hij raakt regelmatig de weg kwijt en let niet goed op. Het tweetal doet denken aan de parabel van de lamme en de blinde. Mijn moeder is goed bij de tijd, dus samen konden ze zich tot voor kort aardig redden.
Het voorjaar was nog niet doorgedrongen in de Maritieme Alpen, ondanks de zuidelijke breedtegraad. Toch dartelden mijn ouders als lammetjes in de wei, zo blij waren ze om weer even thuis te zijn.
De vreugde was van korte duur. Mijn werk en gezin wachtten in het kille Nederland. Na een paar dagen moest ik weer terug. Nét als de lammetjes hadden mijn ouders weinig keus: ze moesten met me mee. Nét als de lammeren namen ze afscheid van hun spulletjes en hun leven daar. Misschien wel voor de laatste maal.
Zij realiseerden zich dat zij stap voor stap afscheid aan het nemen waren van alle dingen die ze hadden gekend en beleefd. Weemoed ook bij mij; ik stond erbij en keek ernaar.
Het was bijna veertig jaar geleden dat ik op deze manier een week lang samen met mijn ouders op pad was. Die vier decennia leken slechts een ademtocht, zo kort.
Verandering bestaat niet. Het samen reizen was als vanouds. Nee, wacht! Verandering bestaat wél! De rollen hadden zich omgekeerd: mijn ouders pasten niet meer op mij, maar ik op hen – met liefde, dat wel.
Voorjaar en herfst, vernieuwing en verval: tegenstrijdig waren de voorjaarskriebels.