Henk de Vries, vorig jaar kampioen historisch motorracen in de klasse 500cc, behaalde vorig jaar zijn eerste palmares in het kampioenschap van de Stichting Aanvullende Motorsport (SAM). Deze jonge zestiger deed dat op zijn Moto Guzzi Nuovo Falcone, een ééncilinder viertaktmodel dat niet direct bekend staat om zijn sportieve kwaliteiten. In zijn werkplaats achter het huis wist Henk deze tweewieler met behulp van draaibank, freesbank en zijn eigen twee rechterhanden tot een winnende machine om te bouwen.
Henk de Vries. Foto Inge van Hesteren“Standaard zijn deze fietsen erg zwaar en ze hebben weinig vermogen. Ik heb er heel veel werk in gestopt om alles lichter te maken. Het geheel weegt nu nog maar 120 kilo. Alleen al het vliegwiel woog er negen. Dat heb ik terug kunnen brengen tot ruim drie kilo. Ik heb ook veel aan het motorblok veranderd. Eigenlijk is geen enkel onderdeel meer hetzelfde. Aan het achterwiel meten we nu 48 PK en op snelle circuits haal ik er 200 kilometer per uur mee!”
De Vries is van de beroemde Wormerveerse Motoportfamilie. Daar staan geen Italiaanse motoren in de zaak. Toch koos hij voor het illustere Moto Guzzi.
“Tja, vroeger had ik een Japanse motor. In de zaak werd het echter steeds drukker. Ik had 25 jaar niet meer gereden. Eigenlijk zat ik meer in de klassieke auto’s, totdat ik een keer ging kijken bij een klassieke demorace. Dat leek me vreselijk leuk, maar dan wel met een motortype dat je nooit op de circuits ziet. Van het één daarna kwam het ander en nu ben ik zelfs 500 cc kampioen!”
Van Guzzi’s Falcone als die van Henk bestaan er maar een paar op de wereld. Vorig jaar, tijdens de zeer verregende Ducati Clubraces, reed er een Duitser met een vergelijkbare machine. Die man kent Henk wel: “Hij heeft bijna alles bij mij vandaan gehaald.”
Intussen heeft Henk zijn verzameling tweewielers verder uitgebreid. In de stalling staan onder andere ook een 250 cc Moto Morini en een straatversie van de Nuovo Falcone. Maar henk heeft ook wel iets met BMW’s!
“Een BMW is de beste motor om op de openbare weg mee te toeren. Je kunt eigenlijk op twee manieren motorrijden: je koopt een Japanner of een andere moderne motor, die doet het altijd en dat is het dan. Of je zoekt een klassieker naar je smaak, die je met heel veel werk en handigheid in de oude staat terugbrengt. Het restaureren en elke verreden kilometer is een prachtig avontuur. Zolang ik het leuk vind ga ik daarmee door!”
Net als aan andere rijders, vragen we Henk hoe hij het toch voor elkaar krijgt, om zo regelmatig te rijden.
“Je moet gewoon hard rijden. Het zijn tenslotte racemotoren. Je moet daarmee aan je eigen grens rijden. Dan zijn je rondetijden vanzelf regelmatig. Op een of andere manier beland ik altijd aan de kop van het veld. Met meer ervaring wordt dat steeds makkelijker. Degenen die zich eenmaal daar ophouden, hebben minder last van andere rijders. Dat helpt ook nogal.
Verder moet je natuurlijk zorgen dat je beschikt over goede remmen, banden en een goede afstelling. Aandacht voor je motor is heel belangrijk.”