Trophée Motos Classiques
Voor de liefhebber van historische motorraces valt er tegenwoordig veel te beleven in Nederland. Clubs als HMV, CRT, SAM en vergelijkbare verenigingen organiseren door het hele land regelmatigheidsdemo’s. Het Open Nederlands Kampioenschap (ONK) van de KNMV voegt daar nog een volwaardige wedstrijdserie aan toe.
Waarom zou je dan met je partner, camper, camera en laptop naar het verre Chimay reizen? Was die plaats niet bekend om heel iets anders: de beroemde trappistenbieren van de abdij van Chimay? Die vraag is gemakkelijker te beantwoorden dan je zou denken. Niet voor niets geeft een groeiend aantal landgenoten elke zomer acte de présence bij de driedaagse ‘Trophée de Motos Classiques de Chimay’. Deze Cup is er één met een lange historie. Het deelnemersveld is groot en biedt typisch Belgische sfeer, verscheidenheid en kwaliteit. De wedstrijden vonden dit jaar plaats van 18 tot en met 21 juli.
International Historic Racing Organisation
Voor het uiterst competitieve IHRO-kampioenschap is Chimay één van de drie ‘continentale’ evenementen. Deze van oorsprong Britse wedstrijdserie is bedoeld voor motoren, waarvan de techniek gebaseerd is op die van de Grand-prixmachines van eind jaren zestig, begin jaren zeventig. Men rijdt hard en scherp in deze klasse, die open staat voor internationale deelnemers. Meestal maken de teams gebruik van replica’s van de historische voorbeelden. Door toepassing van moderne materialen en technieken presteren de motoren veel beter dan in hun hoogtijdagen en ook de betrouwbaarheid is veel groter geworden.
Het meest competitief waren zoals vaker in deze competitie de Paton tweecilinders. Deze Patons halen hun topvermogen uit cilinderkoppen met vier kleppen. Dat was einde jaren zestig een innovatie. In die tijd hadden verder alleen Italiaanse en Japanse fabrieksmachines die technologie aan boord. Roberto Patoni ontwikkelde vier decennia geleden de Patons.
Leuk voor het publiek was de aanwezigheid van enkele coureurs, die vroeger lauweren behaald hebben met deze machines, waaronder Eric Saul, Virginio Ferrari, Fred Stevens en Roberto Patoni zelf. De heren namen tussen de races door met groot plezier deel aan enkele parades.
Tijdens de twee 500 cc IHRO-manches reden Lea Gourlay en Luke Notton de overige rijders op forse achterstand, ondanks de inzet van een Grand-Prix MV-Agusta driecilinder (bereden door Alan Oversby) en een vloot BSA’s, G50 Seeley-Matchlessen, Norton Manxen en een enkele Aermacchi.
Toch kan je ook met minder zeldzame machinerie serieus meedoen in de IHRO. Dat liet een delegatie uit het Nederlandse ONK zien; Tom Groot liet met zijn Norton Manx zien dat je geen Paton hoeft te rijden om kans maken op resultaten binnen de toptien: een vijfde en een zesde plek. Ook Jarno Jonker bewees met zijn Beck’s BMW dat een BMW-boxer niet log en zwaar hoeft te zijn. Hij finishte op respectievelijk een achtste en een negende plaats.
De overige klassen zijn net zo goed de moeite waard. De renners rijden in een grote verscheidenheid aan formules en cilinderinhoudsmaten. Die zijn – anders dan de IHRO – vaak gericht op authentiekere machines, zoals de Lansdowne Series. Daar zie je de originele Manx en Boyracer voorbijrazen, in de uitvoeringen zoals die destijds de fabriek verlieten. Het is heel bijzonder om vast te kunnen stellen, dat er nog zoveel motoren uit de toch beperkte competitieproductie actief zijn gebleven!
Vintage en Post Classic
Heel bijzonder vond het publiek de Vintageklasse. Daar rijden de coureurs met wedstrijdmotoren van voor 1950. Het evenement van Chimay is onderdeel is van de IHRO-serie, daarom zijn de Britse rijders zeer goed vertegenwoordigd. Zoals u wellicht al wist, beschikken de Engelsen over een ijzeren racementaliteit. ‘De dood of de gladiolen’, is hun motto. Met de knie aan de grond jagen zij hun bokkende vooroorlogse Saroléa, James, Velocette, of Norton International met webb-voorvorken en ongeveerde achterframes over het hobbelige Waalse circuit. Echt, een indrukwekkend en inspirerend schouwspel.
De Belg Michel Degueldre en zijn 1938 Norton International wachten op de dingen die komen gaan. De bijbehorende bestelauto is een stukje gevaarlijke nieuwlichterij, het bouwjaar is vast van ná 1950.
Aan de andere kant van het klassieke spectrum zien we de klasse ‘Post Classic 250 cc’. Erg verrassend, vond ik. Verbazend veel coureurs namen eraan deel, de machines – allen gebouwd na ongeveer 1971 – liepen uiteen van tweetakt Yamaha’s tot viertakt Honda twins, Motobi’s en desmo Ducati’s. Zij voerden een pittige strijd om de koppositie.
Jammer dat de Yamaha van de Belgische favoriet Eric Genin op zondag meteen na de eerste bocht een vastloper kreeg. Genin belandde in een wolk in de berm en bleef bewegingloos liggen. Dat deed het ergste vrezen en leidde tot het afvlaggen van de wedstrijd. Gelukkig viel het uiteindelijk relatief mee. Genin is een professional, hij vermoedde bij zichzelf een enkel- en bekkenbreuk. In zo’n geval kan je je maar het beste even helemaal niet verroeren tot er hulp is gekomen, vond hij zelf desgevraagd. Kordaat en deskundig optreden van de baanposten voorkwam verdere complicaties.
Zware jongens
Tot nu toe nog maar weinig te zien in Nederland waren de klassen 750 cc en ‘unlimited’. Voor bezitters van klassieke machinerie uit die inhoudsklassen was de laatste tijd in ons eigen land nog maar weinig eer te behalen. De Belgen lieten zien dat er wel degelijk spannende wedstrijden getoond konden worden. De piloten maakten mooie racegeluiden en reden snelle ronden met hun Rob North Triumph’s, BMW boxers, koningsasser Ducati’s, Guzzi’s Le Mans, Weslake twins, Norton Commando’s en Laverda’s SFC. Misschien dat het recente initiatief voor demo’s met 750 cc machines van SAM Motorsport een nieuwe impuls kan geven aan de zware wegracers.
Het slotakkoord: de zijspannen
Dozijnen historische zijspancombinaties waren op het evenement afgekomen, uit België, Verenigd Koninkrijk, Duitsland, Frankrijk en Nederland. Zoveel waren het er zelfs, dat de organisatie er twee raceklassen uit had samengesteld.
Prachtig, die bokkende voorwielen, driftende en gierende achterbanden, overhangende bakkenisten en dampende motorblokken. Ook hier een sterke afvaardiging uit Nederland: onder andere Bouman-Kiers met Norton, Leeflang-Goudzaart met BSA, Schoonderbeek-Van den Bor met Triumph Trident én BSA A65, Braas-Bouman met Weslake, Jonker-Spoorenberg met Moto Guzzi.
De Harley-Davidson van Richard Pouwels en Kim van Loon had nét een nieuw chassis gekregen; dat was nog wel even wennen, aldus de piloot. OVerigens veel lof voor de Belgische wedstrijden, alle Nederlanders waren er graag bij.
Zoas Ella Klatte, bakkeniste van BMW-zijspancombinatie nummer drie het stelde: “We doen altijd mee aan de Belgische competitie. Het veld is bijzonder internationaal, de sfeer is erg goed en de circuits zijn altijd spannend en uitdagend! Volgend jaar zit ik niet meer in de bak, maar ga ik de strijd aan met een eigen span. ”
Het circuit
Het stratencircuit in Wallonië ademt de sfeer van de jaren vijftig en zestig, met relatief eenvoudige accommodaties, telefoonpalen langs de baan, hier en daar behoorlijk hobbelig wegdek en alleen tijdens wedstrijddagen benutte chicanes en kombochten. De typisch Belgische sfeer doet de rest.
De snelheden op de twee langste rechte einden waren in de loop der jaren opgelopen tot duizelingwekkende hoogte, met navenante kans op ernstige ongelukken. Daarom is het circuit inmiddels voorzien van vier chicanes op strategische punten. Inmiddels hebben de Belgen vier chicanes verwerkt in de 4,5 kilometer lange omloop: de Neve, de Mairesse, de Pellette en de Bourgoignie. Uitdagend voor de rijders.
Dit keer werd er gereden op een tot ca. 4,2 kilometer bekorte versie van de oorspronkelijk meer dan tien kilometer lange omloop. Die grote lengte had weliswaar een historische achtergrond, maar veroorzaakte destijds tevens allerlei logistieke problemen: de openbare wegenstructuur was dagenlang verstoord, de stadsbussen moesten onmogelijke omwegen maken, het was moeilijk om voldoende baanposten te bemannen en het publiek moest lang wachten op de volgende doorkomst van de rijders.
Nog steeds is de huidige versie van het circuit van Chimay gebaseerd op de lengte zoals die vóór 1995 was. De gemeente Chimay heeft dit – ondanks aanvankelijke bezwaren – uiteindelijk toegestaan omdat het evenement zijn derde lustrum vierde. Misschien kan de 2009-uitvoering in volgende jaren ook gebruikt worden. Het is een veiligheidskwestie; het beleid hangt volgens de gemeente mede af van het gedrag van de coureurs.
Foto’s © Inge van Hesteren