Oude brommers eren levensgenieter met memorial run vanuit Harlingen
Willem Roggen was de Harlinger profeet van het brommervirus. Een excentrieke ouwe seun was hij, die van het leven een feest maakte. Hij is er niet meer, maar zijn voorbeeld en zijn herinnering wordt levend gehouden door de jaarlijkse “Willem-Roggenrit”. Honderden liefhebbers van klassieke bromfietsen trekken in juni naar de café ’t Skûtsje. Op de hoek van het Franekereind en de Heiligeweg starten zij voor een rit door het Friese greidelân.
Een lange rij bromfietsers tekent zich af op het vidaduct over de A7 bij Wons. |
Sinds mijn achttiende jaar beschik ik niet meer over een bromfiets. Door vrijheidsgevoel, rijbeleving en techniek geprikkeld heb ik me op het pad der motorfiets begeven. Desondanks was de brommer als fenomeen nooit uit mijn geheugen verdwenen. Niet voor niets: die eerste Puch Skyrider in 1969 opende voor mij de poort naar de wereld. Ongekende vrijheid! Wat maakte ik kilometers, dat eerste jaar. Dagelijks naar school in Oudenbosch, 32 kilometer uit en thuis. Maar ook reed ik vanuit Breda naar mijn oma in Hilversum, naar mijn tante in Haarlem, naar klasgenoten in Nieuwendijk en Hulst.
Niet veel later vierde ik met Willem Bouwkamp brom- en zeilvakanties in Zeeland. Willem, Robert Vermeulen en ik gingen kamperen op Sint-Anneke, om te werken in de Antwerpse haven. Met Egbert Kalle maakte ik een mammoetrit naar de Italiaanse Dolomieten. Dat allemaal met de Puch met het hoge stuur. Wel opgevoerd, want in het buitenland zijn er geen fietspaden. Je moet een beetje mee kunnen komen met het snelverkeer, toch?
Niet altijd verliepen de reizen vlekkeloos. Mijn mooie expansieuitlaat viel ter hoogte van Koblenz van de brommer af en verdween onder de wielen van een vrachtwagen. Niet goed vastgezet. Toen al ontdekte ik dat ik wel technisch en handig was in mijn hoofd, maar dat mijn handen het slecht vertaalden in de praktijk. Regelmatige pannes hebben mij achtervolgd in mijn brom- en motorfietscarrière, totdat ik mijn beperkingen accepteerde. Nu sleutel ik nog steeds veel – en met liefde – aan mijn vijf tweewielers, maar als het ‘moeilijk’ wordt, besteed ik het uit. Op die manier waarborg ik het goede functioneren van de Ducati, de MZ’s, de Yamaha en de Triumph.
Voor de meeste liefhebbers die zondagmorgen voor café ’t Skûtsje stonden, lag het anders. Zij waren wél handig met hun handen. Dit jaar was het prachtig mooi weer; dat zorgde voor een zeer groot aantal deelnemers. Hoe prachtig stonden hun machientjes er bij; wat stonden die mooi te glimmen in de zon! Ik zag het graag, maar vroeg me opnieuw af, waarom het mij nooit lukte om mijn tweewielers er zo strak uit te laten zien. Daarom werd mijn aandacht en mijn voorkeur onvermijdelijk getrokken naar de bezitters van de wat minder spectaculair onderhouden brommers. Gezellige maar rijdbare vervoermiddelen bezaten zij, met het patina van decennia duidelijk zichtbaar. “Dans son jus,” zeggen ze in België en Frankrijk.
Auto? Nergens voor nodig! |
Die duidelijk tweedehandse brombakfietsen bijvoorbeeld, geen showmodellen, maar dagelijks in gebruik bij hun eigenaren. Vaak oudere jongeren, of zelfs echte jongeren. “Ja hoor, de hond gaat altijd mee in de bak”, bevestigde een van de bestuurders mij. Geen probleem, dit keer paste ook diens vriendin of zusje er nog bij. Ik vond het een verleidelijk gezicht, al die leuke brommers; de trits met Tomossen en Puchs zou me bijna in de verleiding brengen om ook zo’n klassieker te gaan opknappen. Maar je moet mooie en goede dingen uit je jeugd nooit een tweede keer proberen na te doen, dacht ik bij mijzelf. Die eerste, sprankelende, zinderende ervaring van 1969, toen de wereld nog helder en jong was, kan je toch niet evenaren.
Het zijn maar bespiegelingen. Gelukkig zijn er veel mensen die er anders mee omgaan. Ik sprak met Henk van Doorn, die op zaterdag met een clubje geestverwanten vanuit Utrecht naar Harlingen was gebromd, bepakt met tent en slaapzak. “Heerlijk onthaasten,” zei hij tegen mij. Apetrots was hij op zijn Puch uit 1959, één van de oudste in het land, zo dacht hij. “Ik heb deze Puch gekocht in Duitsland. Het is een Oostenrijkse versie. Kijk maar, dat kan je zien aan het dekseltje over de ontstekingsmagneet. En hij heeft geen geel plaatje en geen wit achterspatbord. Dat was alleen in Nederland verplicht. De kleuren werden ook niet zo geleverd in Nederland.”
Henk weet alles over zijn brommers en hij restaureert en onderhoudt ze helemaal zelf. Natuurlijk heeft hij er meer dan één. Als er niets aan te veranderen of te verbeteren valt, dan zet hij de bromfietsen van vrienden en kennissen op de werkbank. “Sommigen vragen er geld voor, als ze andermans machine repareren; dat begrijp ik ook wel, maar voor mij hoeft het niet. Het is mijn hobby, toch? Ik kan lekker prutsen en dat kost me zo niets!”
Henk van Hoorn met zijn Oostenrijkse Puch |
Zijn rit vanuit Utrecht was geëindigd op een camping een eindje verderop, in de richting van Makkum. Op deze junizondag gingen Henk en zijn maten de Willem-Roggenrit doen. Een mooi rondje van 80, 90 kilometer, om met zijn tweehonderden te rijden. Daarmee zou hun expeditie nog niet afgelopen zijn. “Morgen gaan we de Elfstedentocht rijden. Niets officieels, lekker op ons gemakje. Volgens ons staan er overal borden, toch?”
Na de start reed ik met de Ducati een stukje mee met de rondrit. Misschien zou ik nog een mooi plaatje kunnen schieten onderweg. Rijdend aan de staart van de stoet bleek dat niet zo gemakkelijk. Eigenlijk zou ik de hele club frontaal hebben willen fotograferen. Het met veel Ducatigeweld inhalen van meer dan tweehonderd bromfietsers op de smalle binnenweggetjes van de route trok me niet erg aan. Ik liet de bromfietsers als silhouetten tegen de hemel uit het zicht verdwijnen. Via de snelweg zou ik proberen hen een eindje verder weer op te pikken. Helaas, ik kon hen niet meer terugvinden in het weidse Friese land. Volgend jaar maar weer…
Dit verhaal verscheen in gedrukte vorm in het septembernummer van ‘Het Motorrijwiel’ en het novembernummer van ‘Bromfiets’.
De jaren zestig. Puch, Tomos, Zundapp, Royal Nord, Batavus, NSU. Men hoorde er absoluut niet bij met een Mobylette of, nog erger, een Solex. Zelf had ik geen brommer, naar alle waarschijnlijkheid is dat één van de redenen dat ik nog leef. Beatles haar . Geen schooltas maar een legerpukkel. Nostalgie. De neef die in negen uur tijd nonstop van Naarden naar een gehucht nabij Düren in de Eifel reed omdat hij alsmaar vergat in het volgende dorp een lunchstop te maken. Geen valhelm, wat was brommerrijden toen nog onveilig. Leuk om zo`n Puch, Tomos, weer eens te zien rijden. Voor mij zijn ze het symbool van de ontworsteling, de eigenzinnigheid, der jaren zestig.