“Lekker gaan vreten bij dure restaurants tussen de middag waar een lunch minimaal 100 euro per persoon kost. En overnachten in hotels die bakken met geld kosten. Ik geloof wel dat het een groot succes was……”
Dat was de reactie die een anonieme reaguurder vandaag gaf op een blogposting die alweer een paar jaar in mijn berichtenlijst staat, over de beginfase van het project Vital Rural Area. Het is niet het soort reacties dat ik onder mijn berichten toesta, voor anonieme scheldpartijen bestaan andere podia. Op de strekking ga ik echter graag even in.
Je kan je afvragen of er duur gegeten en geslapen moet worden. Echter, voor regiopartners in zo’n internationaal project is een goede presentatie van de eigen regio van groot belang. Ze laten graag zien op welk niveau een bezoeker ontvangen kan worden. Daar komt bij, dat het bezoekende gezelschap al snel meer dan vijfentwintig personen omvat. Bijvoorbeeld in Noordoost-Friesland wordt het dan al snel zoeken naar een accommodatie die dat aantal mensen aankan. En heb je er een gevonden, dan worden er geen lieverkoekjes gebakken, qua prijsstelling.
Dan nog, de gastvrijheid biedende locaties realiseren zich vaak, dat ze het podium vormen voor beleidsvorming van hun lokale overheid en/of bedrijfsleven. Ze vragen doorgaans niet het onderste uit de kan en zeker geen honderd euro per lunchcouvert.
Zo worden de ontvangende regio’s tussen twee uitersten heen en weer geslingerd: wat is verstandig? Moeten zij hun bezoekers iets bijzonders of iets gewoons aanbieden? Stamppot vindt ook iedereen lekker. We herinneren ons van een van de partnermeetings van Vital Rural Area nog heel goed de labskous; zeemanskost bereid door de directeur van de Wirtschaftsakademie Husum persoonlijk. Rodebietenstamppot, haring, spiegelei, biertje erbij. Jammie. Hooguit drie euro per bord.