Dit artikel is gepubliceerd in de Harlinger Courant van 2 juni 2015.
PORTO – De Portugese havenplaats Porto staat bekend als de stad van de port en van de negentiende-eeuwse boogbrug over de Douro. De brug is ontworpen door de man van de Eifeltoren in Parijs, Gustav Eifel. Kernwoorden voor Porto zijn geschiedenis, toerisme en architectuur. Het is een universiteitsstad en een brandpunt van creativiteit. Echter, degenen die verder kijken dan de oppervlakte, merken al snel dat het dagelijkse leven voor veel van de bewoners niet gemakkelijk is.
Tekst en foto’s: © Festina Lente, Gijs en Inge van Hesteren
In het straatbeeld vallen zij op: de daklozen en bedelaars. Een trap hoger op de sociale ladder de tientallen mensen met kraampjes waar kastanjes geroosterd worden. En achter de toeristische façade van het Unesco Werelderfgoed gaan uitgestrekte verarmde stadswijken schuil, leegstand en raamloze fabrieksgebouwen. Een deel van het erfgoed van Portugal is het eten van vis, maar ook in de visserij is het geen rozegeur en maneschijn.
Het zijn heel kleine viskottertjes, waarmee de Portugezen vissen. De grootste meten een meter of tien. Ze liggen allemaal voor de kant. Op vrijdagmiddag, op de visserijkade van Vila Nova de Gaia, zitten de vissers bij tientallen te werken aan het vistuig. Dat is waar we Armando Coutinho ontmoetten.
“Helemaal niks is hier,” zegt Coutinho. “De industrie ligt plat, de scheepsbouw staat stil, vissen op sardines mogen we de komende drie maanden ook niet meer.”
Coutinho heeft 24 jaar gewerkt in Nederland. Handig voor ons, want ons Portugees is niet al te best. Hij is afgekeurd en is blij dat hij een kleine toelage ontvangt vanuit Nederland.
“Zonder die vijfhonderd euro per maand zou ik niet weten hoe we de winter door moeten komen. De sardinevisserij gaat hier over van vader op zoon. Vanuit Brussel heeft men bepaald dat er de komende drie maanden niet gevist mag worden. Misschien wel terecht, want veel gevangen werd er de laatste tijd niet. De Portugese regering keert de vissers zes tientjes per maand uit. Wat moeten mijn zonen daarmee, die een gezin moeten onderhouden? Daarom help ik hen hier op de kade, met het repareren van de fuiken en de netten.”
Op de kade is iedereen nijver aan het werk, maar de stemming is gedrukt. Begrijpelijk, want hoe zal het er voor hen uitzien over een paar jaar? Is hun bedrijfstak dan verworden tot folklore en moeten de zonen en de dochters van de vissers kastanjes gaan roosteren? Of zullen ze nieuwe manieren vinden om hun oude beroep uit te oefenen, met behoud van hun tradities?
Tekst en foto’s: © Festina Lente, Gijs en Inge van Hesteren