Meindert Schroor: herontdek de stad!

HARLINGEN – Vorig jaar, bij de viering van het vijftigjarig bestaan van de Waddenvereniging, sprak sociaal-geograaf Meindert Schroor over het ‘eilanden- en schiereilandenrijk van het Waddengebied’ en over de ‘juttersmentaliteit’ van zijn inwoners. Een en ander licht hij nader toe in zijn boek ‘Harlingen, geschiedenis van de Friese havenstad’. Zijn bevindingen zijn niet uitsluitend van toepassing op het Friese havenstadje.

Meindert Schroor 025c-1024t
“De Friese eilanden behoorden 500 jaar tot het gewest Holland. Daarom zijn de bewoners anders dan andere Friezen.”

Gouden tijden verdwenen uit collectief bewustzijn

Tekst en foto Gijs en Inge van Hesteren

In het leven van Meindert Schroor vormt Harlingen een vaste factor. Hij zag in 1955 het levenslicht aan de Zuiderhaven.
“Mijn vader is geboren op Terschelling. Hij werkte bij ‘de condens’ (Friese Vlag conserven, red.) in Leeuwarden en reisde vanuit Harlingen per trein heen en weer. Hier kreeg hij al snel genoeg van; in 1960 vertrok ons gezin naar Leeuwarden. Daar ben ik opgegroeid. Regelmatig bezocht ik mijn grootouders in Harlingen. Mijn opa, Rinke Schaafsma, had een sigarenwinkel bij de Zuiderhavenbrug. De zee was altijd vlakbij. Soms, als het hard stormde, was het kantje boord. Mijn oma kwam uit Overijssel; zij sprak het Harlingers met een Overijssels accent. ‘Als de sluizen het niet houden verzuipt het achterland,’ zei ze altijd.”

Hoog tijd voor een boek

Schroor sloeg zijn vleugels uit. Hij studeerde sociale geografie, groeide uit tot een erudiet wetenschapper en schreef 47 boeken. De meeste over de geschiedenis, het landschap en de mensen van Noord-Nederland. Toch moesten de Harlinger ‘ouwe seunen’ tot eind 2015 wachten op publicatie van zijn eerste boek over de geschiedenis van hun stad.

“Het werd inderdaad tijd. Dat vond ook de in 2009 opgerichte Stichting ter Beschrijving van de Historie van Harlingen (SBHH). Men heeft geld opgehaald bij gemeente, bedrijven en particulieren. Zo werd het mogelijk dit boek te financieren en zo was ik in de mogelijkheid met dit boek te beginnen. Jeanine Otten, die ik al veel langer kende, verzorgde de illustraties en zelf droeg ik zorg voor het cartografisch materiaal.
De geschiedenis van Groningen en andere steden in het Noorden is uitgebreid onderzocht. Harlingen kwam ik al in de jaren tachtig tegen bij archiefonderzoek, maar intensieve studies waren er nauwelijks of niet. Eigenlijk wisten we geen klap over de eigen historie en zoals bekend reikt het collectief geheugen van een stad niet verder terug dan een generatie of drie.”

Ontploffende stad

“De meest interessante periode van Harlingen vond plaats in de tweede helft van de zestiende eeuw. Een grootse tijd. De stad ontplofte als het ware, ging in twee fasen van 2000 naar 8000 inwoners. De oppervlakte vervijfvoudigde. Het was de eerste stad van de jonge Republiek der Nederlanden die zo rigoureus werd uitgelegd. Daar wil je dan meer van weten.
Sinds 1495 zwaaiden de hertogen van Saksen de scepter in Friesland. Hierdoor kwamen veel Friese archieven uiteindelijk terecht in Dresden, de hoofdstad van Saksen. Aan het einde van de Tweede Wereldoorlog werd Dresden volledig in de as gelegd door geallieerde bombardementen. Iedereen dacht dat de Friese archieven daarmee verloren waren gegaan. Echter, in de jaren negentig werden de Roblesatlassen herontdekt. Zij waren door vooruitziende Nazi’s opgeslagen in ondergrondse zoutmijnen.”

Schroor kreeg de kans zijn bijdrage te leveren aan de bezorging van de archieven. De resultaten van het onderzoek werden in 1998 gepubliceerd in de uitgave ‘De Robles atlassen’.

“Heel interessant van de Saksische documentatie was een handgetekende kaart van de stad Harlingen uit 1565. Hierop stonden aanzienlijke stadsuitbreidingen aangegeven, waarbij onder andere de terp Almenum binnen de stadsmuren werd gehaald. Vele geschiedkundigen hebben gebruik gemaakt van dat boek, maar op de een of andere manier zijn de resultaten nooit echt doorgedrongen in andere publicaties over de historie van Harlingen. Zeker, er zijn enkele studies over de geschiedenis van de stad verschenen. Het enige boek dat de periode van vóór 1800 behandelt, ‘Harlingen, de vermaerde zeestad’ van T. Marseille is echter érg hap snap geschreven. Ze hebben enig archiefonderzoek gedaan, maar je kunt er eigenlijk niet veel mee. Kortom, we weten geen pest van onze eigen geschiedenis.”

Heibel

“Met de kennis van de Robles atlassen in het achterhoofd dook ik op verzoek van de SBHH in de stadsarchieven van Harlingen. Die vormen een nog nauwelijks aangeboorde schatkamer, waarvan de oudste documenten stammen uit 1607. Ieder schot was raak! Heel veel vermoedens werden bevestigd. Heibel bijvoorbeeld over de aanvoer van steenkool. Niet uit België, wat je misschien zou verwachten, maar uit Engeland. Of de opvallende aanwezigheid rond 1588 van ‘tafelhouders’ uit Lombardije, geldleners. De kapitaalbehoefte bleek eind zestiende eeuw enorm.
Veel konden we duiden dankzij archieven van andere steden uit diezelfde periode. De Harlinger waterstaatsbouwmeester Jan Claesz bijvoorbeeld; hij bouwde niet alleen de Grote Sluis in Harlingen, maar zijn naam kwam ook terug als bouwer van de sluizen in het Groninger Damsterdiep en de Zijl in Dokkum.

Immigranten

Het gekke was, dat de stadsuitbreiding van het kaartje uit 1565 pas is uitgevoerd in 1580, vijftien jaar later. De uitbreidingsplannen waren opgesteld in opdracht van Philips de Tweede, de koning van Spanje. Het ging mooi niet door, want Harlingen was in die tijd een toevluchtsoord voor immigranten. Vooral doopsgezinde Vlamingen meldden zich in 1566 met tientallen per week. In de ogen van Philips waren het ketters. Daar ging hij zijn geld niet aan uitgeven. Het plan verdween in de la.”

Pas na de Nederlandse Opstand in 1568 – het begin van de Tachtigjarige Oorlog tegen de Spanjaarden – kreeg de stad de kans de plannen uit te voeren. In 1580 veroverden de Friese Geuzen het Harlinger Blokhuis. Zij haalden het plan weer uit de la. Een periode van grootheid voor de stad ving aan.
Harlingen was door zijn gunstige ligging een ontiegelijk belangrijke toegangspoort. Een bruggenhoofd voor het centrale republikeinse gezag, veel meer dan andere Friese steden, zoals Stavoren, Hindeloopen of Workum. Hun achterland bestond uit de Friese merengebieden. Daar zakte je meteen weg in veen en modder. Harlingen daarentegen had goede verbindingen met Leeuwarden en Dokkum. Dit was in die tijd de mooiste stad van de Nederlanden!”

De bloeitijd van Harlingen hield niet aan. De grote landbouwcrisis aan het einde van de negentiende eeuw leidde tot een periode van stagnatie.

Stagnatie en verval

“Alles sodemieterde in mekaar. Friesland barstte van het geld, maar ineens was alles verdampt. Wat hield je over: stagnatie en verval.
Niet leuk voor de bewoners, maar het gebrek aan economische activiteit voorkwam dat de historische binnenstad plaats moest maken voor andere bestemmingen en nieuwere gebouwen. Een geluk bij een ongeluk, dat ervoor zorgde dat Harlingen nu een van de steden is met de grootste monumentendichtheid van Nederland.
Piter Wilkens zong ‘Het het nooit wat weest en et zal nooit wat wurde’. Hij sloeg de spijker op zijn kop. Zo is de mentaliteit van de Leeuwarders, de Harlingers, de Friezen. Zoals ik zei, het collectief geheugen gaat niet ver genoeg terug. Drie generaties; honderd, honderdtwintig jaar op zijn hoogst. Het gevoel van stilstand en stagnatie maakt deel uit van het volksgevoel. Men kent geen andere werkelijkheid meer.
Gek genoeg is die juist andersom! Het is wél wat weest! Tot 1880 leefden we in een ongelooflijk rijk kustgewest. Net zoals de Zeeuwen, de Hollanders. Heel veel kunstvoorwerpen die je op de televisie ziet in ‘Tussen kunst en Kitsch’ stammen uit die rijke periode, van 1580 tot 1880. De armoede, die vond je in het veen en op het zand van Brabant, in Twente, in Overijssel.
De verschuiving begon na 1880. De aanleg van het Noorzeekanaal van Amsterdam naar Den Helder veroorzaakte een afname van de scheepvaart over de Zuiderzee. Amsterdam zelf verloor aan belang door de opkomst van het Roergebied in Duitsland. De Rijn werd de voornaamste handelsader, met Rotterdam als zeehaven.
En dan het traditionele bevolkingsoverschot in de rijke kwelder- en kleigebieden. Dit leidde tot een andere sociale structuur. Waar in andere regio’s de grootfamilie de kern vormde, was er hier al duizend jaar sprake van individualisering. Nergens vond je zoveel eenkamerwoningen als langs de noordelijke kusten. Men trouwde jong. Werk was er vaak niet, zodat men wegtrok naar andere provincies of het buitenland, of men koos voor ambulante beroepen. Vandaar al die Friezen in de Verenigde Staten, Canada, Australië, Nieuw-Zeeland. Vandaar de blik richting zee van de Harlingers. De andere Friezen leven er met de rug naartoe. Zij kozen eerder voor de binnenschipperij als stiel. Eén op de acht mensen uit deze provincie stamt van een schippersfamilie!”

De zee

“Angst voor de zee hebben de Harlingers niet, wél respect. Hun stad ligt erg ‘exposed’. Waar de kust zich gaandeweg oostelijk terugtrok, bleef Harlingen op dezelfde plek en dat is op kaarten goed te zien. Neem Franeker, dat is een agrarisch centrum, dat zijn invloed uitstrekte over heel Westergo. Harlingen daarentegen bleef altijd een kleine gemeente qua oppervlak. De Harlingers kunnen maar één kant op: naar de zee.
Hun stad was en is de enige echte zeehaven. Hoe zij handel dreven is nog goed terug te lezen in het Sontregister, waarin eeuwenlang alle scheepsbewegingen zijn opgetekend. Die handel maakte dat Harlingen zo afwijkt in mentaliteit van andere Friese steden. En de openheid ten aanzien van immigranten. Nieuw bloed leidt tot nieuwe dynamiek.”

Meindert Schroor wil met zijn boek ‘de geschiedenis teruggeven’ aan de inwoners van Harlingen. “Want die kennen zij zelf niet meer.”
Hij schreef het als een wetenschappelijk werk, met duizend voetnoten, maar wel in een toegankelijke stijl, zoals hij zelf is.
“Weg met die Wilkenshouding. Aanstaande vrijdag presenteert men mijn boek. Ik mag er twintig minuten over spreken. Te kort eigenlijk. Lees het boek maar. Herontdek de stad.”

‘Harlingen, geschiedenis van de Friese havenstad’ door Meindert Schroor.
ISBN: 9789492176127. Verkoopprijs: € 37,50. Pagina’s: 350.

 

Geef een reactie

Het e-mailadres wordt niet gepubliceerd. Vereiste velden zijn gemarkeerd met *