Van Zuuk naar Hesteren
Een wegracemotor kan je op heel veel verschillende manieren bouwen. Al jaren nemen Jan van Zuuk en ik deel aan de klassieke racedemo’s van de SAM, de Stichting Aanvullende Motorsport. Allebei met een Yamaha XS650. Die van mij is voorzien van een standaardframe. Jan reed met een Rickman Metisse-special. Onlangs nam ik deze van Jan over. Het werd een prachtkans om de verschillende benaderingen van het concept ‘XS, wegrace, motor’ naast elkaar te zetten.
Dit verhaal is eerder gepubliceerd in 653 (Yamaha Twin Klub’), KJMV-Nieuws en Het Motorrijwiel.
Jan en ik vochten al menig robbertje demoracen uit. Vanuit de bocht gingen we vaak gelijk op, maar met de topsnelheid was mijn XS de afgelopen jaren de sterkste. Dat mocht ook wel. Mijn racegoeroe en -coach Tajan van der Wiel en ik bouwden ‘de gele’ XS in de afgelopen twaalf racejaren helemaal naar mij toe. Het blok is voorzien van een 277-gradenkrukas, 750-cilinders met gesmede zuigers met hoge compressie, racenokkenas, een VAPE powerdynamo-ontsteking, heavy-duty koppeling, 36 mm Dell’Orto carburateurs en nog zo het een en ander.
Een kwestie van gegund krijgen
Jan van Zuuk had zijn XS-blok in een Rickman Metisse-frame gesleuteld. Het resultaat was een zeer verzorgde, prachtige motor. En ineens kwam die te koop. Gek genoeg was ik de eerste die reageerde. Nou ja, een honderd procent racemotor zonder kenteken is niet ieders pakkie an. Voor mij was het juist een onweerstaanbaar aanbod. En Jan gunde mij de motor. Hij vond hem te zwaar worden en hij zou zijn racehobby vervolgen met een Seeley ABSAF en een Nico Bakker Yamaha TZ250. Zonder proefrit gaven Jan en ik een klap op de deal.
Dat maakte me tot een blij man. Want waarom zag ik iets in de Rickman Yamaha? Ik citeer hier een stukje AI-tekst, mij bereidwillig ter hand gesteld door Yamaha-goeroe Fried Anepool: “De Rickman Metisse vertegenwoordigt een legendarisch stukje motorfietsgeschiedenis. Het concept stamt uit in de jaren zestig en komt van de Britse broers Derek en Don Rickman. Het frame is opgetrokken uit lichtgewicht chroom-molybdeenbuizen, niet gelast maar hardgesoldeerd. De bronskleurige verbindingen steken schitterend af bij het ongelakte, dofgrijze metaal. Het frame werd al snel een favoriet onder motorcrossers en wegracers, vanwege het lichte gewicht en de superieure wendbaarheid.”
Klopt dat allemaal wel? We weten dat AI (Artificial Intelligence, kunstmatige intelligentie) met heel veel flair de grootste nonsens kan verkondigen. De proef op de som dan maar. De Oosterwoldse Democlassics gaven me de kans de twee concepten te vergelijken. Met de 277-XS schreef ik in voor de klasse 750cc, met de Rickman voor de 500cc. In de laatstgenoemde klasse wordt gemiddeld wat minder hard gereden. Met driekwartliters uit de eerste helft van de jaren zeventig mogen we van de SAM ook in die klassen inschrijven.
Britse precisie gekoppeld aan Japans twingeweld
De Rickman laat zich gewillig en gemakkelijk starten met de kickstarter. Dat is bij de 277-XS wel anders. Die krijg ik normaal gesproken alleen aan de gang met behulp van de paddockstarter of na een duwtje door omstanders. Zelf aanduwen biedt grote kans dat de motor en ik een een stofwolk op één oor belanden.
Het was wel wennen: de 360-graden-krukas klonk en racete compleet anders dan het 277-blok waaraan ik al een tijdje gewend was geraakt. Het was misschien subjectief, maar ik voelde meer trillingen en wat minder vermogen bij hoge toeren. Wat minder koppel bij lage toeren. Wél een regelmatiger motorloop, vergeleken bij het wat klonterige karakter van het blok met de verzette krukas. Ik had verzuimd de batterij van de Scitzu-toerenteller op te laden, dus ik had geen idee van de toerentallen. Gelukkig had de HPI-ontsteking een begrenzer. De vonkjes werden onderbroken voordat het blok aan puin zou lopen. Mijn 277-blok, zonder begrenzer, trekt bij 7500 tot 8000 toeren nog steeds, maar verder ga ik doorgaans niet. Volgens XS-specialist Jerry van der Heide kan ie dat prima hebben.
Dan het chassis. Al snel had ik gemerkt dat de Rickman-XS snel genoeg was voor de 500cc-groep. Op het lange rechte stuk van Oosterwolde, al gauw 1200 meter lang, werd ik alleen gepasseerd door enkele youngtimers met bouwjaren uit de jaren tachtig en negentig. In de 750-klasse was dat wel anders: daar moest ik het met de 277-Yam opnemen tegen dikke Japanse 750-viercilinders, met vierklepskoppen, waterkoeling en aluminium frames. Sommige GSX-R’en leveren tot 130 pk. Die stoven me met veel geweld voorbij.
Het was ook daar dat de verschillen in rijkarakter naar voren kwamen. Mijn ‘oude’ XS stuurt altijd retestrak en naar ik altijd dacht heel licht, ondanks het hogere gewicht. Het geheim van het eigenlijk als ‘elastisch’ bekend staande originele Yamaha-frame zit hem in strategisch aangebrachte verstevigingen en vooral in optimale afstelling van voor- en achtervering.
Vervolgens de Rickman-XS. De vering en demping waren voor een berijder van mijn postuur veel te slap afgesteld, maar wat liet deze zich gemakkelijk omleggen, vooral in de links-rechts-chicane vlak vóór start-finish. In de snelle slingers achterin het circuit voelde ik bij de hobbels in het asfalt veel beweging in de ophanging, maar het chassis zelf volgde in één streep de racelijn. Ondanks de fragiele 34mm-voorvork en de iele Yamaha-schijfjes en -klauwen uit begin jaren zeventig liet de Rickman zich met bijna net zoveel geweld afstoppen als ‘de gele’ XS.
Bewijs genoeg voor de superieure Britse chassistechniek van de late jaren zestig.
Plannen voor 2024
De ervaringen van Oosterwolde zie ik als veelbelovend. Volgend jaar gaan we als Team Motorsport Harlingen met twee XS’en de racedemo’s in. De praktijk moet dan uitwijzen met welke XS we de wegraces in Chimay en Gedinne gaan rijden. En met welk motorblok, de 277 of de 360 graden. De eerstgenoemde motor is goed zoals ie is, dus komende winter kijken we eerst naar de Rickman. Wie weet kunnen we nog wat doen met het blok (gearing? uitlaatdemper? carburatie?) en we monteren een tophalfje. O ja, de voetsteunen gaan wat naar voren en wat omlaag, want ik krijg mijn lange benen niet ver genoeg opgevouwen. Gelukkig duurt een race maar hooguit een minuut of twintig.