Dit verhaal verscheen eerder in de Harlinger Courant
HARLINGEN – Steeds meer huishoudens komen financieel in de klem. Zij vallen tussen wal en schip door crisistijd en terugtrekkende overheid. Armoede wordt steeds meer gezien als een individueel probleem, niet een van de samenleving als geheel. Particuliere initiatieven leggen zich daar niet bij neer, zij treden in de plaats van sociale voorzieningen. Goed of niet goed? We praten met één ervan, de Harlingen Voedselbank.
Tekst en foto’s: © Festina Lente, Gijs en Inge van Hesteren
“Zolang ze maar niks weggooien!” zegt Annabel Huiskens. Ze heeft een week meegevaren op één van de zes schepen van de Horizontoer 2014. Na afloop blijft er heel veel eten over. Mieke Overzet en Cees Glashouwer, twee vrijwilligers van de Harlinger Voedselbank, halen het op. Huiskens en medeopvarende Christine van de Wijgert vinden het heel goed, dat zo’n instituut bestaat. Daar zijn ook de schippers van de chartervaart van overtuigd. Bijna allemaal bellen ze het telefoonnummer van de Voedselbank, als er boodschappen zijn overgebleven na de zeilreizen. Het komt veel voor en dat maakt de zeilvaart tot een belangrijke leverancier, vooral in de zomerperiode.
Mieke was in 2006 de initiatiefneemster voor de Voedselbank, samen met haar inmiddels helaas overleden echtgenoot Cor Overzet. “We vinden het heel fijn dat de schippers ons bellen. De telefoon stond ook dit weekend niet stil. We zijn wel drie keer rond de charterkades gereden. De bruine vloot is gelukkig niet de enige die ons helpt. Op gevaar af dat ik bedrijven oversla, zou ik kunnen noemen: grote bedrijven als Vermilion, supermarkten als de Plus, de Jumbo, de Albert Heijn, groothandels als Smeding, De Witte, Jochem de Boer, Kees Nieuweboer. Een bakkerij op Texel bakt speciaal voor ons extra brood. Lamb Weston uit Oosterbierum levert ons frietjes. Het Heerenlogement doneert periodiek tien dinerbonnen. Je kunt het zo gek niet bedenken. Dan de kerken in en om de stad en heel veel particulieren. Mensen kopen soms extra boodschappen, speciaal voor ons. Die komen ze dan langsbrengen. Laatst liepen we door de stad en drukte ineens iemand ons een briefje van vijftig in de hand. Op zo’n moment weet je niet hoe je moet kijken!”