Tussen 2002 en 2006 had ik vier jaar de eer om voor GroenLinks zitting te hebben in de Gemeenteraad van Harlingen. In februari 2003 begon ik met een weblog op het internet. Ik was één van de eerste gemeenteraadsleden die zoiets deed. Lees hier de voorgaande aflevering 10.
Woensdag 2 juli
Harlingen werd verblijd met de Pavillon d’Or. Een reünie voor motorbootjesmensen met blauwe blazers en gouden knopen. Eli de Waal wijdde er in de Harlinger Courant al een vinnig stukje aan. Ach, ieder zijn vermaak op het water, heb ik eerst gedacht, maar ik kan met De Waal meevoelen. Zeker, nadat een collega van me bij het manoeuvreren met zijn klipper in de Zuiderhaven een grote mond kreeg van één der blazers. Hij moest onmiddellijk ophouden met dat schroefwater. Zo kwam er teveel zout water op de romp van het stoere motorjacht. Tja.
Wat je je als raadslid steeds afvraagt, bij het aanschouwen van alle faciliteiten (tenten, inderhaast opgehoogde en geëgaliseerde terreinen, speciaal aangebracht plaveisel, een gemeentevoorlichter die zich het vuur uit de sloffen rent) die onze gemeente aan deze captains of industry aanbiedt: wie betaalt dat eigenlijk allemaal?
Beetje zuur misschien, dit commentaar, typisch GroenLinks misschien? Maar ben ik daarvoor niet ingehuurd?
Woensdag 9 juli
Ik kom Eli de Waal tegen, als ik met de hond op weg ben naar de dierenarts. Hij vertelt me, dat hij heeft gehoord, dat de deelnemers van de motorbotenreünie vrijgesteld waren van havengeld. En dat de gemeente er volgens hem heel wat geld in heeft gestoken. Hoe dat zit, zou ik zo niet weten. Misschien hebben ze het wel zélf betaald allemaal! Ik zou het na kunnen vragen bij de gemeente.
Aan de andere kant lees ik in de krant over de inzet van vele Harlinger vrijwilligers en hoe leuk het allemaal was. Tja, die vrijwilligers willen we niet voor het hoofd stoten, natuurlijk. Ze hebben niet voor niets al die tijd erin gestoken. Er moet ergens een hoger doel mee gediend zijn, ja toch?
Vrijdag 11 juli
Harlingen te duur voor traditionele zeilschepen?
De Harlinger oud-charterschipper Herman Brandsma stelt in het huis-aan-huisblad “Van Wad tot Stad” de hoge haventarieven voor passanten van de bruine vloot aan de kaak. De zeventig klipperschippers, die Harlingen als uitvalsbasis hebben, zijn best tevreden over hun thuishaven. Anders ligt dat volgens Brandsma voor degenen, die Harlingen bezoeken als passant.
De Nederlandse vloot historische zeilschepen is de laatste twintig jaar nogal in omvang toegenomen, momenteel staan er ruim vijfhonderd schepen ingeschreven voor bedrijfsmatige passagierszeilvaart. De zeventig Harlinger schippers hebben de Friese zeestad tot de grootste charterhaven van de wereld gemaakt, in zijn soort althans. De verhouding met het gemeentebestuur is helemaal niet slecht. Er worden veel voorzieningen aangelegd, er is sprake van regelmatig en goed overleg. Een kleine smet daarop was recentelijk de discussie over de invoering van toeristenbelasting. Hierover is het laatste woord nog niet gezegd.
De schippers die vanuit thuishavens rond het IJsselmeer noordwaarts zeilen mopperen echter over de hoogte van de haventarieven. Een gemiddeld zeilcharterschip is dertig meter lang en vervoert 25 passagiers. Onderzoek wijst uit dat de schipper voor een overnachting een bedrag kwijt is van ongeveer 37,50 euro. Dit onderzoek is gedaan door de BBZ, de Nederlandse vereniging voor chartervaart.
Met dit bedrag valt Harlingen in dezelfde categorie als verscheidene belangrijke IJsselmeerhavens: Lemmer, Stavoren, Muiden. Het is er zelfs iets goedkoper dan in de vergelijkbare mega-charterhaven Enkhuizen. Beduidend goedkoper echter kan men terecht in Lelystad, Hoorn of Makkum, waar het gemiddelde rond de 28 euro zit. Bepaald voordelig zijn Oudeschild of Terschelling (plm. EU 17,50). Dit verklaart direct de grotere aantrekkingskracht van deze naburige havens. Niet alleen spreekt het ‘eilandgevoel’ de passagiers meer aan, het tarief is voor de schippers een aansporing nog even verder te zeilen!
Ook de plaatselijke middenstand is ontevreden, getuige de uitspraken van Herman Brandsma. Hij stelt terecht vast, dat meer passanten meer passagiers opleveren en dus direct meer omzet voor de middenstand in de stad Harlingen.
Het is de afdeling Havenbeheer niet kwalijk te nemen, dat zij probeert zoveel mogelijk kostendekkend te werken. Bevordering van cultuurtoerisme zit niet in haar takenpakket. Wél in dat van het gemeentebestuur van Harlingen: in het licht van op til zijnde nieuwe verbeteringen van de faciliteiten, is het misschien raadzaam, het streven naar meer passantenbezoeken mee te nemen bij de vaststelling van haventarieven.
Met name de chartervaart is een nieuwe en vernieuwende vorm van cultuurtoerisme gebleken. Kwaliteitsverbetering van de havenvoorzieningen gaat hand in hand met kwaliteitsverbetering van de clientele. De passantenschippers hikken kennelijk aan tegen de hoogte van het havengeld; uit hún beurs moeten de heffingen betaald worden. Zij moeten over de streep worden getrokken. Tenminste, als de stad prijs stelt op meer leven in de haven op dagen dat de thuisvloot onderweg is.
De mogelijke invoering van toeristenbelasting zal natuurlijk invloed hebben op de rangorde van Harlingen in de tarievenlijst van passantenhavens. Zowel de Harlinger schippers als de passanten zouden te maken krijgen met een verhoging van de kosten. De eerstgenoemde categorie zal natuurlijk protesteren, maar heeft weinig keus. De passanten echter, zullen het rekensommetje opnieuw maken en ontdekken, dat het gemiddelde tarief nu is gestegen tot 49,50 euro. Daarmee plaatst Harlingen zich in de top vier van dure Nederlandse charterhavens. In het Noorden zijn alleen Vlieland en Ameland dan nog duurder. Harlingen zal zich moeten afvragen, of zij de charterpassagiers en –schippers voor dat geld evenveel kan bieden als deze Waddeneilanden, in de wetenschap, dat Terschelling en Texel slechts één derde berekenen.
Alleen het standpunt van schippers, winkeliers en horeca kan niet bepalend zijn voor het beleid rond havens en toerisme. Echter, als een gemeentebestuur vanuit een bredere visie beleid wil ontwikkelen en uitvoeren, moet het niet alleen de effecten op de boekhouding, maar ook het maatschappelijk en economisch rendement van zijn maatregelen meewegen.