In mijn blog schrijf ik honderduit over van alles en nog wat. Schrijven is leuk, al is het niet mijn doel om stilistische hoogstandjes te produceren. Nooit eerder had ik me verdiept in de diepere techniek van het schrijven, maar toevallig begon er een cursus ‘columns schrijven’ in het Centrum voor de Kunsten. Uit een onverklaarbare innerlijke drang heb ik me aangemeld. Meteen kreeg ik huiswerk: schrijf over ‘koopzondag’.
Daar komt ie.
Na twee weken wist ik nog steeds niet wat te schrijven over ‘koopzondag’; het was een onderwerp waar ik niet veel mee had.
“Vanavond zit ik op de bank met een lekker wijntje”, zei mijn gesprekspartner Bauke. Het was woensdagmiddag, tijdens de pauze van een intensieve conferentie op Ameland. “Helaas,” zuchtte ik, “voor mij zit dat er niet in, ik moet nog over koopzondag schrijven”. Ik zag het donker in.
“Maar dat is toch een héél interessant onderwerp!”, zei Sjon, die een deel van het gesprek had opgevangen. De winkelopening op de dag des heren was al jarenlang een onderwerp van discussie op het Waddeneiland. Volgens deze gemeenteambtenaar waren de winkels 12 zondagen per jaar open, precies tijdens de drukste weken van het zomerseizoen. Verder niet. “Ameland blijft een christelijke omgeving, dus daar moet het bij blijven”.
Ik voelde tekst voor mijn column in de lucht hangen, dus ik probeerde Sjon verder uit te horen. Ik dacht aan de sterke sociale controle op zo’n eiland. “Op al die andere zondagen willen de Amelanders zeker niet bij de winkels gezien worden?”, viste ik.
Welnee, zo verstokt waren ze allang niet meer, Sjon zou zelf ook juist op zondag zijn boodschappen gaan doen. Beetje spreiden, weet je wel.
Daar ging ik met mijn vooroordelen over eilanders. Maar mijn column was geschreven.