Het waren de jaren vijftig. De eerste acht jaren van mijn leven bracht ik door in Budel, een Oost-Brabants boerendorp, gelegen tussen zand, bos en heide. Daar stond de tijd nog stil. Het verkeer bestond uit hondenkarren, bakfietsen en paard-en-wagen. Bij ons in de straat stonden drie auto’s: de Opel Kapitän van de gemeentesecretaris, de Chevrolet Impala van de dorpsaannemer en de DKW van mijn vader, die huisarts was. Wie hem wilde bellen draaide nummer zes.