Tagarchief: opgroeien

Dossier Sixpacks

Heftig in Heideheuvel

Obesitas is een ziekte: waarom onze jongste zoon wel en zijn broer en zus niet? Jip worstelde met zijn overgewicht, maar: hij deed er wat aan. Hij bezocht de kliniek Heideheuvel in Hilversum, samen met vijf lot- en leeftijdsgenoten. Samen noemden zij zich de ‘Sixpacks’.
De ouders – uit alle lagen van de bevolking en met een multiculturele achtergrond – knokten volop mee. De leiding en het personeel van de kliniek moesten laten zien dat deze benadering werkte; dat legde een claim op het project. Zo had ieder zijn eigen belangen. Dat leidde soms tot botsingen. Het was voor niemand gemakkelijk, soms werkte het, soms niet.

24 november 2008

Bijzonder trots ben ik op mijn jongste zoon, Jip. Hij is sinds een jaar of vijf aan de zware kant. Dat zit niet alleen ons ouders, maar hem zelf ook dwars. Hij besloot het heft in eigen hand te nemen. Vele jaren maakten hij en wij, zijn ouders, een gang rond de instituties, zonder veel resultaat. Erg gelukkig waren wij toen het Obesitasinstituut Heideheuvel uit Hilversum ons belde. Eindelijk had het instituut van het Ministerie toestemming gekregen om groepen jongeren te helpen met een interne, klinische behandeling.
Behandeling is een groot woord, want het grootste deel van het proces moet uit de kinderen zelf komen. Vandaag was ik met Jip mee, op de eerste dag van de zes weken dat hij daar zal inwonen. Naast Jip nog vijf andere jonge mensen. Het raakte mijn hart om te zien met hoeveel toewijding en courage zij allen deze onbekende bestemming tegemoet gingen. Weg van huis, met mensen om je heen die je niet kent en goedbedoelende, maar vreemde groepsleiders om je heen.



Daar zit hij dan in de wachtkamer, één meter vijfentachtig, lang haar voor zijn ogen, net als ik dat bijna veertig jaar geleden had. Vijftien jaar oud, eigenwijs, zelfstandig, onzeker over wat dit hem brengen gaat. Mijn vaderhart doet het pijn. Zal het lukken?
Aan de begeleiding zal het niet liggen. Jonge, enthousiaste groepsleiding, een deskundige supervisie. Het tempo lag deze eerste dag nog wat laag, vond ik. Veel wachten en zitten. Geen sport, want de sportleraar was ziek. Voor niks mijn sportkleren in de tas gedaan. De jongeren vooral waren teleurgesteld. De organisatie moet nog een beetje beter gestroomlijnd worden, misschien. Pas na een paar groepen bouw je voldoende ervaring op.

Op televisie

25 november

Jip trad vandaag op in het Jeugdjournaal, over zijn project in de kliniek Heideheuvel. Geen van de kinderen had veel zin om op de televisie te verschijnen, hij ook niet. Maar Jip doet graag iemand een plezier, in dit geval de redactie en de mensen van Heideheuvel. Hij vindt het bovendien belangrijk dat andere kinderen zien dat het mogelijk is uit een moeilijke situatie te komen, dat ze niet bij de pakken moeten neerzitten. Hij is niet bang uitgevallen en dus doet hij het er even tussendoor.

Jong zijn in de kliniek

1 december

Met Jip gaat het goed. Vorige week maandag had ik ‘ouderdienst’ in de kliniek, daarna Inge op woensdag en vrijdag. Je moet dan samen met je kind op pad naar medisch specialisten, diëtisten, psychologen, maatschappelijk werkers, sportleraren en noem maar op. Je voelt je als een havo-scholier die van lokaal naar lokaal sjokt met zijn boeken. Da’s lang geleden.


Vandaag was het maandag en was ik weer aan de beurt. Als ouder kreeg ik met nog wat vaders en moeders bijles over gezonde voeding. Daarna de gezonde lunch. Vervolgens sport in de gymzaal. Ik zei het al: net als op de middelbare school. Wat een spierpijn heb ik daarvan! Hoog tijd dat papa ook wat meer beweegt. Wel heel leuk om te doen, zo samen met je zoon. Volleybal, korfbal, voetbal, pingpong, darts.
Tot slot een sessie met psychologen en groepsleidsters. Er is veel jonge, enthousiaste begeleiding. Soms maken de pubers de kachel aan met hen. Tegen hun ouders zijn ze nu heel aardig en afreageren doen ze in de kliniek tegen elkaar en de groepsleiding.
Ik benijd die groepsleiding niet. Gedurende twintig jaar in de zeilvaart hebben we nogal wat schoolklassen in de puberleeftijd voorbij zien komen aan boord. Geduld is een schone zaak, weet je dan. Alles met een korrel zout nemen ook. Niet teveel redeneren, hebben we daar geleerd. Het lijken wel volwassenen, maar dat zijn ze niet.

Hilversum, twee weken later

6 december

Hilversum. Tja, met Jip z’n gewicht liep het wat uit de klauw. Problematisch was vooral het tot stilstand komen van iedere lichaamsbeweging. Hoe minder je beweegt, hoe minder zin je er ook nog in hebt.

Dat het zo niet goed ging begrijpt Jip nu ook al, na pas twee weken in Heideheuvel. Het is een kliniek voor chronische ziekten. Men heeft zich gespecialiseerd in het behandelen van kinderen. Het is daar ooit beginnen als asthmakliniek, met dependances in Davos en dergelijke.


Hij is nu al twee kilo kwijt, maar dat is niet het doel van zijn verblijf van acht weken. Het gaat op het aanleren van een andere leefwijze en een andere manier van omgaan met je lichaam. De ouders moeten ook meedoen, om te zorgen dat er voldoende ondersteuning vanuit thuis tot stand komt.

Andere kinderen zijn al vijf kilo kwijtgeraakt. En dat zonder sonjabakkeren, of andere bekende diëten. Eigenlijk doen ze helemaal niet aan een dieet. Wel leren ze de kinderen meer lichaamsbeweging te nemen, regelmatiger te eten en niet uit de koelkast te grazen.

Er lopen kinderartsen rond, psychologen, maatschappelijk werkers, groepsleiding, diëtisten (toch!), sportleraren, noem maar op.

Van de ouders wordt verwacht dat ze de eerste twee weken drie dagen per week op de afdeling zijn. Daarna wordt dat teruggebracht tot éénmaal per week. Vanuit Friesland is dat geen sinecure. Zelf ben ik er drie keer een dag bij geweest, mijn vrouw Inge vier dagen. Vooral zij moest er wat voor over hebben: ze kan niet goed in het donker autorijden (lichte nachtblindheid), dus ze heeft eenzaam en alleen tot tweemaal toe drie dagen in een hotel gezeten. In een hotel slapen is best leuk, maar in je eentje valt dat toch tegen…

Als ouders worden we door de staf soms behandeld alsof we óók kinderen zijn, maar we begrijpen het wel. Het taalniveau en de afkomst van de ouders is erg divers. Dat vergt een rustige, degelijke benadering. Drie moeders zijn van Turkse of Marokkaanse afkomst; ze spreken niet veel Nederlands – hun mannen zie je helaas niet. Niet dat die vaders niet betrokken zijn. Uit gesprekken hoorde ik wel dat ze ook met het probleem worstelen.

Uiteindelijk zijn wij ouders bovendien ook ergens het spoor bijster geraakt met ons kind. Als we het zo goed wisten zaten we daar niet. Allemaal zijn we erg gelukkig dat het tot nu toe zo goed gaat, met álle zes deelnemende kinderen in deze groep.

Als we er bij zijn, moeten we regelmatig wachten: op een volgende afspraak met een laborant of specialist, op een cursus voedingsleer. In die tijd kunnen we onderling wat praten, sjoelen of wat mijzelf betreft: de zakelijke e-mail bijwerken. Voor het begrip tussen de nationaliteiten is die wachttijd ook bevorderlijk. Wanneer praat een autochtone Nederlandse vader of moeder uit Friesland nu over opvoeden met Marokkaanse of Turkse moeders? Dankzij een tolk liep dat heel erg goed.

De eerste lichte wrijving tussen ouders was nota bene tussen de twee laatstgenoemden, na een vraag van mijn vrouw. Het gesprek ging al snel over naar het Turks, maar de moeders waren het er lang niet over eens of het dragen van hoofddoek betekende dat je al of niet een goede moslim was. Het leek Inge en mij maar beter ons er niet mee te bemoeien. Ze kwamen er samen wel uit, leek ons.

Dat de hulp van buitenaf komt is zeker een pluspunt. Van zijn ouders had Jip al genoeg commentaar en sturing gehad en hij reageerde erop zoals elke goede vijftienjarige: “Ja ja, natúúrlijk! Hou nou maar op! Ik weet het nou wel! Dat gemekker de hele tijd!”

Vreemde ogen dwingen, maar bovenal het delen van je ervaringen met lotgenoten. Dat laatste is denk ik wel het allersterkste punt van deze aanpak. We hopen met heel ons hart dat dit een succes gaat worden.

Van vele vrienden en bekenden en ook van lezers van dit blog kregen we positief commentaar. Op zijn school in Harlingen hadden velen de uitzending van het Jeugdjournaal gezien. Niemand vind het gek dat Jip op tv kwam. Men liet weten het juist moedig te vinden en dat Jip zich er goed mee had gered.

Acht kilo eraf

1 januari 2009

Acht kilo. Dat is wat onze jongste zoon aan gewicht is kwijtgeraakt sinds hij een week of vijf deelneemt aan de ‘korte klinische behandeling’. Dat is niet niks, zeker niet, omdat gewichtsverlies niet eens hoort tot de eerste prioriteiten in de groepsaanpak van obesitaskliniek Heideheuvel. Van groter belang zijn een mentaliteitsverandering en het aanleren van een nieuwe levensstijl.

“Ga je er met plezier naartoe, Jip?” vragen we hem elke keer als we hem naar de Soestdijkerstraatweg in Hilversum brengen. “Nou nee”, zegt hij dan, “maar het is nou eenmaal nodig.”

Jip, noch een van zijn andere vijf lotgenoten zit er voor de lol; ze wonen liever thuis. Maar gek genoeg willen de meesten daar het liefst zo kort mogelijk zijn, zeker tijdens de feestdagen. Thuis vervallen ze gemakkelijk in oude gewoonten: sommigen gaan elf uur achtereen Runescape spelen, anderen gaan weer te laat naar bed en staan te laat op. Tijdens hun negenweeks verblijf in Hilversum leren ze dat regelmatig leven belangrijk is, en nadenken bij wat je eet, of hoeveel.

Ons als ouders valt het op dat ze allemaal gemotiveerd zijn, dat ze zich allemaal elke zondagavond weer present melden. Ook zien we hoeveel beter ze er allemaal uitzien en hoeveel sprankelender hun persoon zich manifesteert. Ze hebben weer geleerd plezier in het leven te hebben. Ze zijn ondernemend en vrolijk.

We zijn erg gelukkig met deze goede vooruitgang. Ook wij steken er veel energie in. De eerste twee weken waren we er drie dagen per week bij aanwezig, nu nog steeds één dag per week. We lopen cursus bij de diëtiste of het maatschappelijk werk, of we bespreken problemen en de voortgang van het programma. Zo weet ik nu dat ordinaire frietsaus veel minder calorieën bevat dan halvanaise of yogonaise.

Bouw je basis

18 januari

Vrijdagmiddag is Jip de afsluiting van de zogenaamde ‘eerste fase’ van zijn verblijf in de obesitaskliniek. Hij kreeg het certificaat ‘Bouw je Basis’ uitgereikt. Als het goed is weet hij nu hoe hij gezonder kan leven, hoe hij meer kan bewegen en hoe hij zijn gewicht verder kan afbouwen.

“Er is nog een hoop te doen”, zei dokter Feith, toen hij aan de zes deelnemers de certificaten uitreikte. “Niets komt vanzelf, en je blijft thuis blootstaan aan veel meer verleidingen dan hier in het behandelcentrum.”

Daarom was het ook zo goed, dat wij ouders in deze nieuwe aanpak zo nauw betrokken werden bij de behandeling. Minstens éénmaal per week waren Inge of ik – samen met vaders of moeders van de andere kinderen – in Hilversum. Terwijl de kinderen aan het sporten of zwemmen waren, legden diëtisten, maatschappelijk werkers of psychologen ons uit voor welke valkuilen en problemen we moesten waken. Ook werd ons voorgehouden hoe onze eigen huidige levenswijze zich verhield tot de meer ideale die onze kinderen zich eigen aan het maken waren. Misschien moesten we hier en daar wel iets veranderen?

Enfin, die vrijdagmiddag had een feestelijk tintje. Drie ouders hadden een feestelijke lunch bedacht, om de kinderen en onszelf te trakteren. Ze hadden ‘lekkere boodschappen’ gedaan, die we samen betaalden. Wel gezond eten allemaal, natuurlijk, maar je kan echt wel smakelijk eten zonder je te buiten te gaan. Daarna hadden de kinderen voor hun ouders een ‘Bonte middag’ georganiseerd, met oud-Hollandse spelen.


Die spelen lieten goed zien hoeveel nader de club ouders ook tot elkaar was gekomen, de afgelopen acht weken. Het was een prachtig gezicht, hoe Nederlandse, Surinaamse, Marokkaanse en Turkse ouders vol enthousiasme en zonder remmingen deelnamen aan het koekhappen, sjoelen, appelvissen. Ongemerkt had het Heideheuvelconcept onvermoede effecten opgeleverd.

De groepsleiding wordt steeds blijer met Jip. Hij helpt hen – uit zichzelf – met dingen als het afruimen van de tafel. Hij wil zelf graag volwassener worden, zei hij. Vorige week zondag waren we onderweg van Harlingen naar Hilversum. Ergens op de snelweg, ter hoogte van Purmerend, zei hij tegen mij: “Ik denk dat ik nu wel genoeg gepuberd heb, Pap!”

Niet alleen dat, maar ook zijn opmerking dat hij toch liever op de havo had willen blijven, maakte me heel erg blij.

Stap voor stap

13 maart

Met vrouw en jongste zoon Jip weer naar Heideheuvel. Na de aanvankelijke acht weken intern zitten we nu in een patroon van terugkomdagen om de twee weken. Het gaat goed met Jip, denken we.

Er zitten nog vijf kinderen in de groep van Jip (de Sixpacks). Tijdens de gebruikelijke lange wachtpauzes kregen wij ouders alle kans om met elkaar te praten. Ieder dacht dat het om een individueel probleem ging, maar tijdens het theedrinken ontdekten we dat in alle gezinnen vergelijkbare leerproblemen zijn ontstaan. We bespraken dat tijdens een lang gesprek met de staf van de kliniek.

Uiteindelijk overtuigden we hen ervan, dat ook onderwijsproblemen kunnen vallen onder de verantwoordelijkheden van een obesitaskliniek.

Tot slot een moeilijk gesprek bij de kinderarts. Jip toonde weinig motivatie, volgens de dokter en zijn team. Alle begrip voor dat standpunt. Maar mijn vrouw en ik kenden onze zoon, we wisten beter. Maar hoe dat uit te leggen? Wederzijds oplopende emoties.

Later nam ik mijn zoon mee naar een rustig plekje op de gang. We hadden een gesprek van man tot man. Ik was boos. Maandenlang de lange reis elke week, de investering in tijd voor ouder en kind, het onvermijdelijke schoolverzuim: het moest ergens toe leiden!

“Er is verschil tussen inzet hébben en inzet tónen. Laat het zien of stop hiermee!” Jip keek stuurs, bromde wat. Op zich een normale reactie, hij is net zestien.

Even later, terug in de groepsruimte, zaten we aan de eettafel. Jip liep achter me langs en kneep zachtjes in mijn nekvel. Hij gaf me een schouderklopje. Hij had het wél begrepen!

Eenmaal weer thuis gaat het heen en weer: soms bemoedigend, soms niet. Oplossingen dienen zich nooit in één keer aan. Ze komen met kleine stapjes.

Jongeren ook in Friesland te zwaar

4 april

Deze zaterdagochtend zaten we in het Leeuwarder Café Wouters. Het stond er vol met lampen en opnameapparatuur. Cameralieden, regisseurs, geluidsmensen, grimeurs, verslaggevers en nog vele anderen met onduidelijke opdrachten liepen doelbewust heen en weer. In het discussieprogramma ‘SneonS’ (zaterdag in het Fries) besteedde Omrop Fryslân aandacht aan overgewicht bij jongeren. Onze zoon Jip en zijn moeder zaten ook aan tafel, samen met een gewichtsdeskundige (Geertje van der Meer) en kinderarts Jan Uitentuis van het Medisch Centrum Leeuwarden.

Jip was al eens eerder op de televisie, landelijk. Hij werd in oktober vorig jaar ondervraagd in het Jeugdjournaal. Hij was toen net begonnen aan zijn behandeling bij de Hilversumse obesitaskliniek Heideheuvel. Jip zag er dit keer minder tegenop; hij kreeg na zijn eerste televisieoptreden veel positieve reacties uit zijn omgeving. Klasgenoten, vrienden en docenten vonden het behoorlijk stoer, dat hij zo openlijk had willen vertellen dat hij een probleem had met zijn gewicht. Vooral de stap die hij had gezet om twee maanden intern te gaan en zich daarna in een na-traject nog twee jaar te laten volgen werd met respect begroet.

De door Miranda Werkman geleide discussie was interessant. Inge en Jip sloegen zich er goed doorheen. Het is niet hun dagelijks werk, zo aan tafel met een trits camera’s en lampen op hen gericht. De boodschap die mijn familieleden overbrachten was duidelijk: obesitas is een maatschappelijk probleem, een soort ziekte, die heel vaak niet door de ouders alleen kan worden opgelost. Wie zich wendt tot de medische sector, verdwaalt al snel in een woud van verwijzingen naar specialisten met deeldeskundigheden. Een integrale visie of aanpak is er echter niet. Juist daaraan is behoefte.

Geertje van der Meer beaamde dat desgevraagd. Vooral als kinderen in de puberteit komen, neemt de invloed van ouders op hun gedrag sterk af. Hun kind begeeft zich steeds meer in maatschappelijke situaties, waar de ouders niet meer bij betrokken zijn: de school, sportclubs, vrienden, klasgenoten, supermarkten met volle schappen en fastfood-tenten met caloriebommen in de aanbieding. Jip was een ervaringsdeskundige: hij voegde er nog aan toe dat gebrek aan lichaamsbeweging een andere, voor zijn situatie heel belangrijke factor was geweest.

Volgens Jan Uitentuis van het MCL waren er wel enkele projecten in het ziekenhuis die zich richtten op overgewicht. Deze zijn echter niet voor pubers bedoeld, maar voor kinderen tot twaalf jaar, voor volwassenen ouder dan achttien of op chirurgische ingrepen zoals het plaatsen van maagbandjes en dergelijke. Wat betreft die eerste, jonge groep: het is zonder meer heel belangrijk om vroeg te herkennen dat problemen met overgewicht zich aandienen. Bij Jip echter werden deze pas duidelijk toen hij al naar de brugklas was gegaan. Voor die groep was en is er niets!

Jip en Inge aan de discussietafel in Café Wouters. Als ze omkijken zien ze het publiek, dat hen van harte ondersteunt natuurlijk.

Het bleek dat het heel lang duurde voordat er een effectieve behandeling was gevonden. Zonder de vasthoudendheid van zijn moeder en de bereidheid van Jip zelf om zijn leven op zijn kop te zetten was er waarschijnlijk niets gebeurd. Nu evenwel, bleek hij in korte tijd vijftien kilo af te kunnen vallen in een Hilversumse kliniek. Dat instituut kon het programma pas aanbieden na financiering voor de poorten van de hel te hebben weggesleurd.

Volgens Inge en Jip liggen de kracht en het succes van de Heideheuvelbenadering in de gemeenschappelijkheid van een groep pubers met overgewicht die enkele maanden op elkaar is aangewezen. Voorts in de betrokkenheid van alle ouders, die meedraaiden in het programma. Deze op gedragsverandering gerichte, geconcentreerde en gefocuste benadering is de afgelopen jaren ontwikkeld door het team van Heideheuvel. Als direct betrokkenen bij de opname van onze zoon zagen we heel goed wat er fout ging in de behandeling en wat er beter zou kunnen. Echter, de verandering in gedrag, in zelfbeeld en houding van Jip is voor ons een groot geschenk. We hadden dat zelf nooit kunnen bewerkstelligen.

Het pleidooi waarmee Inge en Jip de televisiediscussie hadden willen afsluiten was dan ook voortzetting en uitbreiding van dergelijke initiatieven, ook in het noorden van het land. Zo’n programma kan echter niet op alles diep ingaan, dus deze boodschap kwam slechts terloops uit de verf.

Fijn was het om na afloop van het televisieteam te horen, dat het begin volgende week contact met ons opneemt. Er komt nog een vervolg via de radio.

Overgewicht overwinnen

7 april

Afgelopen zaterdag zaten mijn jongste zoon Jip en mijn echtgenote Inge aan tafel bij het discussieprogramma ‘Sneons’, van Omrop Fryslân.

Inge sprak mij aan over mijn berichtgeving. Die was niet volledig, evenmin als de uitzending zelf dat was geweest.

“Hoezo dat dan?”, vroeg ik haar.

“Volgens mij ben ik veel aan het woord geweest”, zei ze, “maar wat ik éigenlijk had willen zeggen, kwam niet aan bod. Zo’n uitzending blijkt maar heel kort te duren, als je er zelf in zit! Ik had nog willen vertellen dat obesitas meer is dan een persoonlijk probleem. Het is een maatschappelijk probleem! Iedereen heeft het erover, van hoog tot laag, maar wie dóet er iets aan?

Het is lekker makkelijk om de ouders de schuld ter geven, als een kind te zwaar is. Maar er zijn meer krachten in de samenleving dan alleen het huisgezin. Hoe ouder de kinderen worden, des te minder grip heb je er op. Juist de pubers zijn zo’n kwetsbare groep. Wat doet de samenleving eigenlijk voor hen?

Voor kinderen in de basisschoolleeftijd zijn er programma’s. Voor senioren ook. Maar pubers worden vergeten. Dat is nou juist de moeilijkste leeftijdsgroep. Jip had het geluk en het lef om in Heideheuvel deel te kunnen nemen aan een behandelingsprogramma met leeftijdgenoten. Daarvoor rijden wij al een half jaar heen en weer naar de Randstad, vanuit Friesland. Waarom is er in onze eigen provincie niet zoiets?”

“Hoe zou je dat dan voor elkaar willen krijgen?” vroeg ik me af.

“Kijk eens naar wat er te koop is in winkels in snackbars, restaurants, schoolkantines. Ik had tijdens de uitzending een oproep willen doen aan al die mensen die ik net noemde. Als wij ouders, sportclubs, onderwijsinstellingen, zwembadinrichtingen, overheden onze gemeenschappelijke verantwoordelijkheid voor de opvoeding van Jip en zijn leeftijdgenoten serieus nemen, gaan we samenwerken. Wij als volwassenen, maar kinderen en jongeren horen daarbij ook betrokken te worden.

Toevallig heb ik al gesproken met mensen van de Afdeling Sport van de Gemeente Harlingen en met het Jongerenwerk in deze stad. Zij waren er enthousiast over. Dat zal in andere plaatsen toch niet anders zijn? Wat eerst komt, is de wil tot samenwerking. Geld zal ook nodig zijn, maar daar zijn subsidiepotjes voor.”

Voor u, niet met u

20 september

Gisteren ontvingen wij een brief uit Hilversum. De kinderarts ‘Heideheuvel’ deelde ons mee, dat het behandelteam aan de deelnemers van pilotgroep 2 (de Sixpacks) geen groepsbehandeling meer zal aanbieden. Een van die deelnemers was onze jongste zoon.

Aan de brief was de laatste maanden het een en ander voorafgegaan. Op één lijn zaten de kinderen, het behandelteam en de ouders allang niet meer. Soms leek het wel, alsof de gezinnen en de behandelaars in de loop van de behandeling een volstrekt verschillende taal waren gaan spreken – en dat had weinig te maken met het feit dat sommige ouders alleen het Marokaans of Turks beheersten.

Vorig jaar, tijdens de periode die de kinderen intern woonden in Heideheuvel was hun overgewicht opmerkelijk afgenomen. Iedere betrokkene was daar heel erg blij mee. Na die drie maanden gingen de kinderen weer thuis wonen en keerden zij slechts periodiek terug naar Hilversum. Ouders en kinderen merkten al snel dat de verandering in levenswijze thuis veel moeilijker vol te houden was. Sommigen van de kinderen (of mag je vijftien- tot achttienjarigen geen kind meer noemen?) haakten af. Daardoor waren er ook weer ouders die het opgaven.

Het team vond het niet leuk, toen keer op keer ouders niet op kwamen dagen op de terugkomdagen.

“Het is heel moeilijk vol te houden”, zeiden de ouders, “waarom kunnen we de interne periode niet langer maken?”

Natuurlijk had het team gelijk, toen het zei dat de financiële middelen beperkt waren en dat voortzetting van de interne behandeling niet meer mogelijk was. Dat was een feit en alle betrokkenen zouden daarmee moeten leven. Ook de stelling van de behandelaars, dat succes afhing van gezamenlijke inzet en inspanning van de gezinnen was helemaal juist. Alle kinderen en ouders begrepen en ondersteunden deze uitgangspunten. Maar wat ging er dan fout, uiteindelijk?

Inge en ik hebben daar als ervaringsouders lang met elkaar over gesproken. Uiteindelijk kwamen we tot de volgende conclusies. Die zal ik hier proberen op te sommen.

Al helemaal vanaf het begin af heeft het behandelteam geopereerd vanuit de ‘ivoren toren van de gezondheidszorg’. “Wij, professionals, hebben nagedacht over uw situatie en hier volgt onze oplossing! U hoeft die alleen nog maar toe te passen en succes kan niet uitblijven. Als het misgaat ligt dat dus helemaal aan uzelf!”

Zoals de titel van dit stukje stelt: het behandelingsteam werkte ‘vóór ons, niet mét ons’.

Ik zal wat voorbeelden geven. Heideheuvel moedigde zowel de kinderen als de ouders aan om samen te werken en om hun problematiek als een groep te benaderen. Er waren vele ouderdagen ingepland, waarbij de ouders de hele dag groepsgewijs werkten aan onderwerpen die te maken hadden met voedingsleer, pedagogiek, of psychologie.

Soms gaven de ouders commentaar, ze spraken heel veel met elkaar en zij bedachten regelmatig zélf oplossingen. Marokkaanse en Turkse tolken zorgden dat er in ieder geval géén taalbarrières waren. De ouders kwamen vaak tot de ontdekking dat zij collectief tegen dezelfde problemen waren aangelopen tijdens de behandeling. Zo bleek op een dag, dat álle kinderen problemen op school hadden gekregen en dat Heideheuvel niet in staat was geweest om voldoende aanvullende schoolbegeleiding op locatie te verschaffen. Zóveel groepsgevoel vond Heideheuvel nou ook weer niet nodig en het team wilde er alleen aan werken door met de ouders individueel naar oplossingen te zoeken, niet samen met de hele groep.

De ouders waren het niet altijd eens met de manier waarop Heideheuvel de problemen van de kinderen of de kinderen zelf aanpakte.

“Tja”, was dan de teneur van de reactie van de kliniek, “dit is nu eenmaal de manier waarop we het doen. Het ligt ook aan jullie dat jullie kinderen met overgewicht kampen. Wie zijn jullie om het beter te weten dan wij? Doe nou maar gewoon wat wij zeggen, dan komt het goed.”

Het was zeker niet uit kwaadwilligheid, dat het team zich zo opstelde. Integendeel, ik twijfel niet aan de goede bedoelingen. Maar zoals het spreekwoord zegt, met goede bedoelingen is de weg naar de hel geplaveid. Stuk voor stuk klaagden alle ouders in de wandelgangen tegen elkaar dat ze zich als een klein kind behandeld voelden. Ja, ‘behandeld’, dat was het goede woord. Het kliniekteam, de kinderen en ouders werkten niet samen aan het probleem, ze werden behandeld, inderdaad, een passief werkwoord.

Ook wij voelden ons af en toe in de hoek gezet.

“Jullie moeten niet zoveel bezig zijn met jullie groep en het groepsbelang”, becommentarieerde het behandelteam ons, “jullie hebben een gezinsprobleem. Ga daar eerst maar eens aan werken.”

Juist door dat eenrichtingsverkeer haakten zoveel ouders af. Wij persoonlijk voelen ons daarover niet schuldig. We hebben ons maandenlang maximaal ingezet, duizenden kilometers afgelegd tussen Friesland en Hilversum, hotelkosten gemaakt, ons kind honderdmaal aangesproken thuis, speciale lichte hapjes gekookt, gesoebat bij de school in Harlingen. Datzelfde geldt voor bijna alle ouders.

Daarom vind ik het extra jammer, dat het behandelteam ons nu deze brief heeft gestuurd. Het team heeft eenzijdig besloten de groepsbehandeling stop te zetten, maar met de ouders en de kinderen hebben zij hier niet over gesproken. Hadden die niet mee moeten kiezen tussen stoppen en doorgaan?

Nu mogen we in oktober nog één keer langskomen in Hilversum. Voor een individueel gesprek met leden van het team. Daarop stellen we zeker prijs. Zoals de kinderarts schrijft in zijn brief: “Er is nog veel winst te behalen binnen het behandelprogramma”.

We gaan beslist, maar eigenlijk willen we ook nog graag met alle ouders samen in gesprek. Dat zullen we zelf moeten organiseren, vrees ik.

Waar we ons vooral zorgen over maken, is het effect van dit nachtkaarserige einde op de voortzetting van het experiment. Hoe zullen subsidiegevers en financiers van het project reageren op de eindrapportage? Is dit niet al de tweede pilot die voortijdig beëindigd werd? Wat zou het ontzettend jammer zijn, als deze nieuwe benadering van overgewicht bij kinderen en jonge volwassenen nu in de kiem zou sterven. Voor hen bestond er helemaal niets in de zorgsector, dit leek eindelijk een stap in de goede richting!

Wij gaan ons met onze zoon wel redden. Hij heeft heel wat kilo’s verloren het afgelopen jaar, hij weet het ook en eet veel gezonder. Dat hij meer lichaamsbeweging moet nemen snapt hij ook. De scholen zijn weer begonnen en we hopen allemaal dat dat zal helpen. Echter, we zijn er nog lang niet.

Strijd gaat door tegen overgewicht kinderen

13 oktober

Via het lijfblad van mijn vader, Medisch Contact, vernamen we dat ‘Kinderobesitascentrum Heideheuvel in september weer is opengegaan voor klinische behandeling. Twee groepen morbide obese kinderen zijn al opgenomen’.

Nu weten we dus ook hoe onze zoon werd beschouwd: als ‘morbide obees’ kind. Leuk stempel, maar intussen gaat die term niet meer op voor hem en zijn lotgenoten van het afgelopen jaar. Bij de meesten is het gewicht spectaculair afgenomen en de levensstijl enorm veranderd. Af en toe zien we hier fotootjes voorbijkomen… Over succes gesproken.

Ook voor Jip is er veel ten goede veranderd. De verzekeraars wilden de kosten niet vergoeden, effectiviteit was niet bewezen. Nu wel, hopen we. En als de kliniek nu ook iets doet met alle ervaringen van die eerste twee groepen dan voorzien we een hoopvolle toekomst voor veel kinderen met overgewicht.

Doodse stilte vanuit Hilversum

30 oktober

Het stukje ‘Vóór u, niet mét u’ hadden we in gewijzigde en een tikkeltje afgezwakte vorm ook gestuurd aan de kliniek, want ik hou er niet van om dingen over mensen en organisaties te vertellen zonder dat zij daar zelf van op de hoogte zijn. Bovendien had Heideheuvel ons en de ouders van de andere vijf kinderen gevraagd of wij nog prijs stelden op een eindgesprek op de de twintigste oktober.

Natuurlijk zagen wij daar de waarde van in. Maar de twintigste viel wél midden in de herfstvakantie. Nu is die heus niet heilig, maar wij hadden al plannen en afspraken gemaakt en boekingen gedaan. Dat gold ook voor de andere ouders. Dus heb ik Heideheuvel geschreven of een andere datum ook mogelijk was.

Tot nu toe hebben we ik nog geen antwoord ontvangen, dus ik veronderstel dat we dit als een negatief besluit mogen opvatten. Zowel wij als de andere kinderen en ouders zijn licht verbijsterd, dat de kliniek ons allen op deze wijze aan de kant heeft gezet. Moeten we aannemen, dat aan hun onderzoeksdoeleinden is voldaan, zodat zij ons niet meer nodig hebben? Dat zou toch wel een beetje zuur zijn!

Evenmin hebben we iets vernomen op ons verzoek om meer informatie over de onderzoeken waaraan wij en onze kinderen hebben meegewerkt. Die gegevens houdt de medische wetenschap kennelijk ook liever voor zichzelf.

Misschien was de kritiek, die ik had geuit in mijn brief te krachtig. Diplomatiek als ik meestal probeer te zijn, heb ik misschien toch te harde woorden gebruikt. En dat, terwijl ik toch ook zelf het boetekleed aantrok, waar het de feilbaarheid van ons als ouders aanging. Jammer. Toch, de volgende groepen ouders en kinderen wensen we veel sterkte en succes.