Kleurrijke MV-kampioenen

Demokampioenen met MV Agusta’s

VLAGTWEDDE – We hadden de camper van MON Motorsportnieuws opgesteld in het rennerskwartier van Vlagtwedde. Recht tegenover ons stond Peter Molema. Met zijn MV Agusta werd hij in 2008 kampioen van de SAM én van de CRT. We kenden hem al langer: een paar maanden geleden namen we hem een interview af. Een dubbelinterview was dat, want we spraken ook met die andere kampioen met een MV Agusta, Leo de Waard.

Molema en De Waard (rechts) tijdfens de bekeruitreiking in Boekel.

Voor beiden is het rijden met dit illustere merk een uitdaging en een passie. Peter Molema rijdt al zes seizoenen mee bij historische racedemonstraties. 
“Dit is niet zo’n heel goedkope hobby. In mijn eentje ben ik het hele raceteam, anders kan het niet. Rijder, monteur, manager. Gelukkig heb ik een technische opleiding gehad. Een jaar of tien geleden raakte ik geïnteresseerd in het motormerk. Ik reed op de openbare weg met een MV Agusta F4. Racen had ik al eerder gedaan, begin jaren tachtig, met een Honda in de toenmalige 400-klasse. De regelmatigheidsdemo’s spraken me erg aan. Ik zocht en vond de MV Agusta 350 twin, waar ik nu nog steeds meer rijd.
“Hoewel de veel modernere F4 barst van het vermogen, voelt hij zwaar en log aan in vergelijking met het klassieke twinnetje. Dat is relatief langzaam, maar je kan het echt de bochten door ‘gooien en smijten’. Voor regelmatigheid heb je alleen maar last van veel vermogen, trouwens. Hoe krachtiger de motor, hoe moeilijker het lijkt te worden om dezelfde rondetijden aan te houden”

Peter Molema met zijn MV Agusta. Vlagtwedde, augustus 2009.

Leo de Waard, die andere MV-kampioen, deelt die interesse voor het illustere Italiaanse motormerk met Molema.
“Mijn hele leven trok dat merk mij aan. Begin jaren zeventig trok ik met mijn Kreidler Florett al naar de Asser TT – zeven uur rijden. Daar kon ik de MV’s van Agostini, Bonera en Read ervaren: zien en te horen. Jaren later had ik mijn zinnen gezet op een MV semiracer in de Achterhoek. Een hele speciale machine, uit 1972. Hij was van Tinus Stavast. Misschien zijn er nog mensen die hem kennen. Eindeloos heb ik gewacht totdat hij vrijkwam. Toen het zover was heb ik hem voorzien van een 400 cc opvoerkit, zodat ik in de 500 cc klasse kon meerijden. Veel keus had ik niet toen, de 350-klasse zat al helemaal vol! Het eerste jaar was hij niet bijster betrouwbaar, maar alle kinderziektes zijn er allang uit nu.”

Net als Molema heeft De Waard een technische opleiding achter de rug. Technische school, motortechniek, aandrijftechniek. Maar hij is ook kroegbaas geweest, net zo makkelijk.
“Vanaf mijn achttiende rijd ik al motor. Op de weg en later ook op circuits. Een aantal jongens en ik vormden een soort raceteam, dat nog steeds bestaat: Fat Boys Fun Racing. Ja, inderdaad, je moest meer dan 100 kilo wegen om mee te mogen doen!
“Net als Peter had ik voor op de weg lange tijd een moderne MV, een F4. Maar het racen is al duur genoeg en op straat wordt je vanzelf rustiger als je veel op circuits rijdt. Nu heb ik een Suzuki Intruder voor de openbare weg. Lekker betrouwbaar cruisen!”

Dat brengt ons op de vraag die we al vaker gesteld hebben aan de kopstukken van het demorijden. Hoe doe je dat nou het best, regelmatigheid brengen in je rondetijden?
De Waard: “Een goed tempo aanhouden, dat is één. Neem alle ruimte die je pakken kan. Train je reflexen. Let goed op de herkenningspunten rondom het circuit. Waar zijn je rempunten, hoe snijd je de bochten aan, waar kan je weer gas gaan geven? Dit is eigenlijk een echte concentratiesport. De ervaring van 15 jaar racen helpt ook!”

Geef een reactie

Het e-mailadres wordt niet gepubliceerd. Vereiste velden zijn gemarkeerd met *