Van Loenen naar Vreeland

Alles verandert. Met mijn studie aan de faculteit Sociale Wetenschappen vlotte het niet erg. Vooral het vak Statistiek plaatste mij voor grote vraagtekens. Mijn motivatie was tot het minimale teruggebracht, onder meer door het roken van teveel pretsigaretten. Gijs, onze eerstgeborene, zorgde ervoor dat alle beschikbare tijd als vanzelf aan hem besteed werd.

Boerderijtje aan Oud Over, Loenen aan de Vecht. 1982. (Foto: Inge van Hesteren)
Boerderijtje aan Oud Over, Loenen aan de Vecht. 1982. (Foto: Inge van Hesteren)

We waren verhuisd van Amersfoort naar Loenen aan de Vecht. Daar droegen kennissen uit het alternatieve circuit een al eerder door hen gekraakt boerderijtje aan ons over. Terug naar de natuur; elektriciteit en gas waren niet voorhanden. Waterleiding, die was er gelukkig wél. We leerden veel: hout hakken, koken op een kolenfornuisje, omgaan met petroleumlampen.

En we leerden hoe het leven was als je geen opleiding volgde, geen werk had. Het was geen onwil, of luiheid. Het waren jaren van economische tegenspoed, voor de hele wereld. De regeringen Van Agt en Lubbers gaven het woord bezuinigingen een nieuwe betekenis. Het waren de jaren van ‘No future’, van de verloren generatie.

Werk was er überhaupt niet. In elk geval niet voor een gestraalde student met in feite toch twee linkerhanden. Met alleen goede wil kwam je er niet, in deze periode van grote werkloosheid. De boomers hadden het pluche bezet en daar hadden ze het heel gemakkelijk bij. Vaak waren half afgemaakte opleidingen of een paar jaar HBS al voldoende voor mooie bureaufuncties. Wij waren echter hele late boomers, geboren aan het staartje van de naoorlogse geboortegolf. Voor ons was er niets. Inge werkte wel, bij het CVV, maar daar kreeg ze geen salaris voor, alleen een bijstandsuitkering. Nou, op nog meer bijstandstrekkers zat de gemeente Loenen aan de Vecht bepaald niet te wachten.

Goed geventileerde woning

Toch was dit een bijzondere en mooie periode, ook in relatie tot de omgeving. Het was wél wennen aan dat stille dorp en aan vrienden die niet meer onder handbereik woonden.
De boswachter van de aan onze achtertuin grenzende Waterleidingplas (onderdeel van de Loenderveensche Plas) kwam geregeld een praatje maken. Zijn werkgever, het Amsterdamse waterleidingbedrijf, was de eigenaar van het pand. De boswachter vond het best dat we op de oude monumentale boerderij pasten. ”Zo lang jullie maar voorzichtig zijn met open vuur. Het huis heeft een rieten dak!”

Nou, zeg dat wel. Op onze slaapverdieping keken we aan tegen de binnenkant van dat dak. We waren te allen tijde verzekerd van goede ventilatie; de wind woei er dwars doorheen. Rieten daken maken hele rare krakende geluiden als het buiten vriest. Voor zover we die konden horen, met onze oren diep verborgen onder de met rijp bedekte dekens.
We woonden er een jaartje. Elektriciteit was er niet. ‘s Avonds leefden we bij het licht van olielampen die we kochten bij het Alladinhuis. Dat bestond toen nog, een prachtige winkel aan de Haarlemmerdijk in de Jordaan. Draagbare petroleumkachels en een antiek kolenfornuis zorgen voor warmte en kookmogelijkheid.

Tuurlijk. We waren wel krakers, maar niet van het obstinate soort. We gingen op zoek, met voorkeur voor dezelfde regio. Van een kennis kregen we een tip: een oude woonboot in de provinciale woonschepenhaven de Nes, tussen Vreeland en Nigtevecht. Die haven was door de Provincie Utrecht ingericht in een dode arm van de Vecht, als tijdelijke dumpplek voor in hun ogen illegaal aangemeerde woonarken. Daarom noemde men de woonschepenhaven doorgaans de ‘dwanghaven’. In de loop van de tijd had deze haven haar tijdelijke karakter verloren. Dwang was er niet meer nodig; velen brachten hun voormalige vrachtscheepje over naar deze toch wel idyllische plek midden in de Randstad.
De woonboot bleek een woonschip. Verkoper Ruud roeide met ons naar de aan palen afgemeerde ‘Festina Lente’. Dat is Latijn voor ‘Haast u langzaam’. Tot op de dag van vandaag draagt het bedrijf van Inge en mij deze naam. Ruud gaf ons een rondleiding en we waren op slag verliefd. Ik weet het, niet de beste gemoedstoestand om een schip te kopen.
We waren nogal goedgelovig. Ruud toonde ons het keuringsrapport van de laatste werfbeurt en dat namen we voor waar aan. Met een lening van onze ouders konden we de 32 meter lange hasselteraak voor achttienduizend gulden aankopen.

De hasselteraak Festina Lente. We waren erg trots op ons schip. (Foto: Els van Hesteren)
De hasselteraak Festina Lente. We waren erg trots op ons schip. (Foto: Els van Hesteren)

Eilandbewoners

Volgens Wikipedia gaat het bij aken om vrachtschepen zonder voorsteven en met een platte bodem die voor en achter omhoog is gebogen. Ze zijn bestemd voor de binnenwateren en de grote rivieren. Hasselteraken zijn van een type dat gebouwd werd in de streek van Zwolle en Hasselt. Eerst van hout, maar na 1880 hoofdzakelijk van metaal – aanvankelijk van het zogenaamde ‘puddelijzer’, later van staal. De Festina Lente was een stalen exemplaar.

Nog steeds terug naar de natuur. Zoals ik al beschreef, het schip lag midden in de rivierarm, aan palen. Dat leek ons niet handig. Op advies van collega-woonbootschippers verhaalden we naar een eilandje. Een lange meander van het riviertje de Vecht was ooit ingekort en afgesneden. Het grote eiland dat daardoor was ontstaan was later ondergelopen. Dat werd het binnenmeertje De Nes. Dat werd omringd door de voormalige dijkjes aan weerszijden van het vaarwater. Een lengte van een meter of zestig hiervan annexeerden we als ‘ons’ eilandje.

We hadden daar een heel lange tuinslang die stromend water van de overkant aanvoerde. En we hadden een telefoondraad. Hiermee waren alle andere eilandbewoners – een stuk of vijf schippers – aangesloten op één nummer. Samen betaalden we het abonnement. Het is onzeker of de PTT deze constructie een goed idee vond, maar naar hun mening had niemand gevraagd. Dit was nog het analoge tijdperk, dus als we wilden konden we gezellig meeluisteren naar elkaars gesprekken. Dat deden we natuurlijk niet, althans, wij niet. Energie wekten we zelf op met een windmolentje en een dieselgenerator. We woonden er een jaar of vier en hier kregen we ons tweede kind, Wiesje.

Geef een reactie

Het e-mailadres wordt niet gepubliceerd. Vereiste velden zijn gemarkeerd met *