Lange ronden volgas te Gedinne

Verslag Belgian Classic TT Gedinne 2013

Start van de 500cc-klasse. Foto Festina Lente, Inge van Hesteren
Start van de 500cc-klasse. Alle foto’s Festina Lente, Inge van Hesteren

Veel meer foto’s in het webalbum van Inge van Hesteren.

Enkele jaren al bezochten mijn partner en ik de Classic Grand Prix des Frontières op het circuit van Chimay. Spannende wedstrijden in het derde juliweekend, met een geweldige sfeer. Van deelnemers en organisatie hoorden we niets dan positiefs over het opvolgende evenement: de Classic TT van Gedinne. Het was om die reden dat we eind augustus besloten af te reizen naar Zuid-België. Iets buiten het plaatsje waaraan de TT haar naam ontleent drapeert daar een vijf kilometer lang asfaltlint zich aan weerszijden van een smalle vallei. Deze ligging staat garant voor stevige hoogteverschillen en een afwisseling van lange, snelle, vloeiende bochten en korte haarspelden. Samen met de wisselende kwaliteit van het wegdek bood dat de deelnemers een uitdagend tracé.

Dat werd tijdens de rijdersbespreking bevestigd door Willy Hellebaut, namens Classic Racing Motorcycles Belgium (CRMB) een van de aanjagers van het klassieke wegracen in België. De koppeling van het keuren van de helmen aan deze briefing bleek een goede greep: voor de verandering waren zo goed als alle rijders daarbij aanwezig. En dat was wel eens anders geweest.
In drie talen bracht Hellebaut zijn publiek op de hoogte. “We zijn hier voor de fun and nothing else! Veiligheid is belangrijk. Dus onthoud dat de koers plaatsvindt binnen de witte lijnen. Let op de blauwe vlaggen en houd je racelijn. Sommige bermen zijn in slechte staat, denk daaraan, en houd er rekening mee dat het weer wisselvallig kan zijn. Daarvoor hebben we de witte vlag met het rode Andreaskruis.“

Willy Hellebaut spreekt de deelnemers toe.

Deelnemers en helpers

Het rennerskwartier was multinationaal van karakter, net zoals in Chimay. Het evenement  verlokte in totaal rond de 430 Fransen, Duitsers, Zwitsers, Britten en Nederlanders tot een soms verre reis. Uit Nederland bijvoorbeeld coureurs uit het NK-Classics als Ton Groot, Alex Siersema, Leo Smids, Boy Beck en Jarno Jonker. Daarnaast verstokte stratenracers als Noël Soudant, Piet Damen, Jos Clarijs, Jasper en Rutger Stoop. En vanuit de racedemo’s rijders als Joost Ris, Gerrit Butter, Theo Durenkamp. Niet minder dan 71 zijspanteams namen deel, waaronder Rudi de Wit/Lindsay Heijnk, Pauwels, Hendrik Jonker/Clara Spoorenberg, Kobus Bouman/Nicolai Klinker, Richard/Kim van Loon, Ella Klattte/Stef Vernooy, Anja Braas/Diana Bouman, Willem en Michiel Leeflang, Noud van der Aa/Philippe Godin, John Nienhuis/Jan van den IJssel, Wim Verweijmeren/Marja van den Bor.

Willem Leeflang, zijspanpiloot

In het rennerskwartier spraken we enkele malen met Willem Leeflang. Samen met zijn zoon Michiel rijdt hij al jaren mee in buitenlandse wedstrijden, zoals deze in België. Hij is een gepassioneerd wegracer en uitgesproken in zijn meningen. Echte wedstrijden rijden, dat is waar zijn hart ligt. “Racedemo’s rijden in Nederland, daar vind ik geen klap aan. Een optocht en geen wedstrijd. En bij sommige organisaties ben ik niet al te welkom. Ze vinden dat ik een te grote mond heb en te kleine wielen. Tja, van likken naar de bobo’s houd ik niet!”
Niet dat Leeflang helemaal tevreden is over de organisatie van de Belgische classicscompetitie. “Van de zijspannen groep 2 maken ze een vuilnisbakklasse. Alle combinaties waar ze geen raad mee weten stoppen ze in groep 2. Wat doet zo’n Suzuki 500cc tweetakt daar? Zo wordt het een ongelijke strijd!”

Willem Leeflang

Leeflang had zich erbij neer te leggen. Het weerhield hem er niet van om zijn uiterste best te doen: in de twee wedstrijden werd het duo Leeflang zevende en vijfde, een uitstekende prestatie.

Nederlands zijspanduo

Rudi de Wit en Lindsay Hijink rijden meestal racedemo’s in Nederland. De wegraces in Gedinne zijn hun enige buitenlandse uitstapje – en dan meteen als en ‘echte’ wegrace. Niet dat ze tijdens de regelmatigheidsritten niet competitief zijn: elke keer weer gaan ze er volledig voor. Althans, voor zover hun Suzuki GT750 ‘waterkoker’ hen daartoe de gelegenheid geeft. Want tweetakten blijven gevoelige machines, en zeker als ze én veertig jaar oud zijn, én twee mensen plus een zijspancombinatie op hoge snelheid een circuit moeten rondsleuren…

“Wat een circuit!” zegt De Wit na zijn eerste trainingsronden. “Af en toe slecht wegdek, een snelle, eindeloze linkerbocht met negatief camber, waardoor het lijkt alsof je op je kant gaat. Dan het bos in, een onoverzichtelijke bult en weer naar beneden, weer omhoog… Vaak zagen we niet waar we heengingen. Toch ging het best goed!
We hebben ons ingeschreven bij de Post classics zijspannen. Het is voor ons de eerste keer en in die klasse rijden er niet zoveel tegelijk. Volgende keer misschien toch naar groep 3.”

Voor De Wit en Heijink uiteindelijk een veertiende en een elfde plaats in de twee racemanches.

De AJS uit 1930

Vader en zoon Günther Wolcke reisden vanuit het verre Leipzig naar de Belgische Ardennen.  Hun AJS R8 uit bouwjaar 1930 was de oudste deelnemende machine. Al in Duits bezit sinds voor de Tweede Wereldoorlog, kregen de huidige eigenaren de motor min of meer  gegund door de eerste eigenaar. Destijds bedoeld als sportmotor, beschikte deze machine over drie handgeschakelde versnellingen, zeer bescheiden vering en demping en een beperkt topvermogen uit de geheel gietijzeren cilinder en cilinderkop. Voor Günther geen gemakkelijke opdracht op dit snelle circuit. In de Vintage-klasse reed hij dan ook in de staart van het veld, in het groene reflecterende vestje dat alle debutanten aangemeten kregen.

“De eerste trainingen waren niet gemakkelijk. De motor sprong steeds uit de hoogste versnelling. Het valt niet mee om in racetempo te rijden en tegelijkertijd de schakelpook naar voren te duwen! Later ging het beter. Mijn vader heeft het probleem verholpen en toen kon ik me concentreren op het rijden.”
Vader Wolcke kon alleen maar toevoegen: “Übung macht der Meister!” (oefening baart kunst).

De Wolcke-AJS

Wat ons zeker nog opviel in de Vintage-klasse: de spectaculair rijdende Maxime Delaunoy, nummer 21, die zijn 1947 350cc BSA met Webb-voorvork en zonder achtervering met de knie aan de grond door de bochten joeg. Twee overwinningen in de 350cc-vintageklasse.

Het natuurtalent

Noël Soudant

In de Belgische klassieke competitie wordt bepaald niet alleen recreatief gereden. De echt goede coureurs rijden op de limiet. Wat leverde dat een spannende races op in de 350cc! Hierin reden groep 1 en 2 samen, met ieder een eigen klassement. Groep 1 bestaat uit machines die gebouwd zijn vóór 1965, groep 2 stamt uit de periode tussen 1965 en 1972. Toegeven deden ze elkaar weinig, zoals Clive Ling (Seeley BSA Goldstar), Marc Michot (Aermacchi Ala d’Oro) en Noël Soudant (Drixton Honda CB350) aantoonden. Een internationale wedstrijd, tussen Britse, Belgische en Nederlandse coureurs, met Brits, Italiaans en Japans materiaal!

De Limburger Noël Soudant hadden we al eens eerder ontmoet, tijdens een bezoek aan Phoenix AZ Motoren in Best. “Ik heb mijn hart verpand aan de wedstrijden op de stratencircuits!” liet hij ons toen weten. Hans Peter Wassall van Phoenix AZ was een van de sponsoren van Soudant. Nog steeds trouwens, maar intussen was er nóg een bijgekomen: Ron Albertsma. Dankzij hem kreeg Soudant een hernieuwde kans. Soudant vertelt zelf:

“Inderdaad, toen we elkaar voor het eerst ontmoetten nam ik ook al deel aan deze wedstrijden op stratencircuits. Echter, in 2011 had ik een zwaar ongeval in Chimay. Het was in de laatste bocht voor start en finish. Alles ging heel goed, totdat ineens de motor vóór mij zijn blok opblies. Een groot gat in zijn carter. Ineens reed ik een bruine oliewolk binnen, mijn banden verloren alle grip en voor ik het wist maakte ik een hoge buiteling. Ik kwam niet goed terecht: ik brak onder andere drie ribben. Het ergste was een gecompliceerde breuk in mijn pols. Die wilde niet goed genezen; de dokters hebben er twee jaar mee gesukkeld. Mijn machine was totaal vernietigd.
Pas dit jaar gaat het weer een beetje beter en kan ik weer proberen te rijden. Tot nu toe was ik op de circuits van Croix-en-Ternois, Hengelo, Chimay en nu hier. Het gaat steeds beter. Maar het was niet gelukt zonder Ron Albertsma. Mijn  oude motor was afgeschreven en ik zat met de financiën. Ron wilde zelf met een Matchless G50 gaan rijden en stelde zijn Drixton Honda aan mij ter beschikking. Echt ontzettend aardig van hem. De Drixton heeft een frame dat veel beter stuurt dan het originele. We hebben het snellere motorblok van mijn oude fiets ingebouwd en we konden rijden.”

Noël Soudant en Meindert Wiegel, vlak voor de wedstrijd.

In de eerste manche stond Soudant op de vierde plaats op de startgrid. Uiteindelijk eindigde hij na harde strijd met Clive Ling en Marc Michot op enkele seconden achter de manchewinnaar. In zijn eigen klasse, de groep 2 was hij de eerste. Commentaar van Soudant: “Van de race heb ik erg genoten. Ik had een probleem met de voorrem en miste wat topsnelheid. Daarom moest ik me na een ronde of twee iets laten terugvallen. Maar ik ben tevreden!”

Een beeld dat zich herhaalde in de tweede manche: ondanks opperste concentratie was de start van Soudant niet zo goed als die van Ling. Die nam meteen een paar meters en dat was in de loop van de wedstrijd niet meer goed te maken. Wederom kwam Ling als eerste over de finish, een seconde voor Soudant, maar dit keer had Michot niets te vertellen; hij kwam pas 12 seconden achter Soudant over de streep. Wederom een klasseoverwinning voor Soudant, die opnieuw straalde.
“We hebben de werking van de voorrem verbeterd en vooraf heel veel lieve woordjes gesproken tegen de motor. Dat scheelde een stuk. In deze tweede race heb ik wel de limieten opgezocht. Dat ging me goed af, behalve een keer of wat een gevoel van een schuivend achterwiel achterin het circuit, waar het wegdek duidelijk minder goed is.”

De helper in de paddock

Technische ondersteuning kreeg Soudant van Meindert Wiegel. De twee hebben elkaar voor het eerst ontmoet in de werkplaats van Peter Kite, een Engelse bouwer van aluminium brandstoftanks. Ze bleken beiden demo’s te rijden bij het CRT, beiden met een Suzuki T500. Zo’n Soes berijdt Wiegel tot op de dag van vandaag, terwijl Soudant de zijne naderhand verkocht aan een Spaanse rijder. Wiegel vergezelt Soudant bij diens buitenlandse avonturen. Zelf is hij al vanaf zijn achtste jaar druk bezig met motorsport. Ooit genoot hij enige faam als de bouwer van de MWS-Kreidlers. Technisch talent genoeg dus.

Ton van Kruiningen

De Zeeuwen

Bekend van de SAM-racedemo’s in Nederland waren de Zeeuwen Ton van Kruiningen en Adri Wondergem. Van Kruiningen reed in de zogenaamde Parade met zijn 500cc DCM-Yamaha, Wondergem in de tweetakt post-classics met een Yamaha TZD 250. Zo’n Parade was bedoeld voor degenen die wél wilden rijden, maar níet persé in een wedstrijdverband. Ten dele klopte dat: heel wat rijders deden het kalmpjes aan, ondanks potente machinerie. Dat gold niet voor Van Kruiningen; we kenden hem al als een stevige gasgever en ook hier in de Ardennen liet hij de rest van het paradeveld ver achter zich.
“Het ging wel lekker, ja, alleen in de eerste training had ik last van trillingen en een overslaande motor. We hebben wat gesleuteld en dat hielp. De eerste dag regende het af en toe nogal. Het is een bloedsnel circuit hier en het is lastig om je rempunten te bepalen. Ik heb het aan de veilige kant gehouden!”
Dag twee was beter: zonnig en droog. Van Kruiningen kwam lekker in zijn ritme en hij vloog over de baan.

Wondergem had grotere problemen. De TZD liep hardnekkig op één cilinder. In de races mocht hij achteraf gelukkig starten, zij het achteraan het veld.

De XS-rijders

Uit het clubblad van de Nederlandse XS-Klub: “Voor vele motorrijders geldt de Yamaha XS650 als een redelijk bedaarde toermachine. Het chassis is verouderd en het zware motorblok haalt met moeite toerentallen tot zevenduizend. Daardoor komt sportief rijden vaak niet ter sprake. Toch zijn er stijfkoppen die menen dat dit wel moet kunnen.”
Deze kenschets door de verstokte XS’er Tom van Dalen is wel en niet terecht. Inderdaad, recht uit de winkel waren de stuureigenschappen van dit motortype niet al te best. En omdat de XS eind jaren zestig het eerste viertaktproject was van de Yamahatechnici namen deze het zekere voor het onzekere: alle onderdelen werden extra stevig uitgevoerd. Voor de degelijkheid was dat goed nieuws, voor het totale gewicht iets minder.

Piet Laan

Piet Laan

Al sinds decennia hebben tuners zich daaraan niet gestoord. Vooral in de zijspanmotorcross behaalde de XS indrukwekkende palmares, maar ook voor wegraces bleek het model geschikt genoeg. Dat vond ook de Nederlander Piet Laan. Met zijn tot ruim 920cc opgeboorde XS haalde hij een eerste en een derde  plaats in zijn klasse, de Post Classics viertakten tot 1000cc en bouwjaar vóór 1972.

“Het is een echt koppelbeest,” stelde Laan. “Van veel toeren houdt hij niet zo, maar hij trekt in elke versnelling als een beer uit de bocht. Zo moet je hem ook rijden, op koppel, niet op topvermogen. Begin jaren zeventig heb ik hem zo gebouwd zoals hij nu nog steeds is. Het frame van een Norton Featherbed kocht je toen voor een paar tientjes. Ik heb de balhoofdhoek steiler gemaakt, de totale lengte ingekort en het blok zit er nu heel krap ingelepeld. Het stuurt als een scheermes, zelfs een stuurdemper is niet nodig. Niks meer aan doen!
Vandaag ging alles  goed. Maar ik moet toch weer gaan sleutelen. Af en toe schoot hij uit de versnelling. Misschien een paar nokjes afgesleten of afgebroken.”

Dirk de Winter

Training in de regen voor Dirk de Winter.

In andere klassen waren ook XS’en te bewonderen. In het bijzonder volgden wij 750cc’er Dirk de Winter, die in de voorgaande race te Chimay met de nodige pech te kampen had gehad. Uiteindelijk viel hij daar uit met een gebroken nokkenas.
“Een pechweekend was het daar in Chimay. Die nokkenasbreuk bleek een fabricagefout, dus ik heb van Heiden Tuning een nieuwe nokkenas van Megacycle gekregen. Die zijn gemaakt uit één stuk, dus ik hoop dat het nu beter gaat.”

De Winter reed halverwege de jaren negentig endurances en in de 250cc Apriliacup. Aan die periode kwam een einde na een zware val, die gepaard ging met gecompliceerde armbreuken . Nog steeds kan hij zijn rechterarm niet volledig buigen en strekken. Het was pas in dit jaar dat hij de racetrack weer op had gezocht. In de Vier Uren van Spa had hij geen slecht figuur geslagen, samen met zijn racemaat Dirk Walschaerts (“Wally”), die eenzelfde XS bestuurt. De tweede wedstrijd in Chimay zou hij liever vergeten en nu, in de derde, hoopte hij op meer succes.

De 750cc-klasse met bouwjaar tot 1972 reed samen met de 500cc Groep 1; dat zijn de halvelitermotoren tot 1965. Een goede combinatie, waarbij de lichtere eencilinder halveliters zich goed konden weren tegen de krachtigere, maar zwaardere driekwartliters uit de beginperiode van de superbikes. De strijd was dan ook hard en heftig. Voor De Winter leverde dat een 20e en een 11e plaats op in het algemeen klassement, in de 750cc-klasse kwam dat neer op een elfde en een vijfde plaats.
“Daar ben ik erg tevreden mee,” vertelde De Winter na afloop, “In de trainingen wilde de XS maar op één cilinder lopen. De elektronische ontsteking is duidelijk niet berekend op de soms zware regenval tijdens de trainingen. In de races was het droog; geen mechanische defecten meer en ik heb fijn gereden!”

Dirk de Winter

Nog meer helpers

De baancommissarissen

Regelmatig stonden fotograaf en schrijver van dit verslag langs het circuit, vaak bij baanpost twee, in de chicane vlak na de startlijn. Daar troffen we vele van de baco’s die ook in Chimay in de eerste bocht stonden – Herman, Christine, Annemarie, Alan, Robert. Zonder deze vrijwilligers zou er niet veel mogelijk zijn. Zij verplaatsen zich van wedstrijd naar wedstrijd en de saamhorigheid is groot.

We spraken met Robert Clift, een baco van Britse afkomst. “Vorig jaar was ik hier als toeschouwer. Men had een tekort aan baanofficials; daarom heb ik me als vrijwilliger aangeboden. Zelden heb ik me zo welkom gevoeld. Sindsdien ben ik er regelmatig bij.”
En ook Alan, baco sinds Chimay 2011, en Dave waren vanuit het Verenigd Koninkrijk overgestoken. Dave: “Voor het vijfde jaar ben ik nu bij de Belgische competitie. Eerst in Jehonville, maar daar wordt niet meer gereden. Nu ben ik er altijd bij als in Gedinne wordt gereden.”

Net als alle baanofficials liep Alan Puplett rond in oranje werkkleding. Die moeten zij zelf aanschaffen en betalen, maar het biedt hen een unieke kans op individuele expressie. ‘In memory of Eric Puplett’, staat op Alan’s rug te lezen. “Dat is mijn overleden broer,” verklaarde Alan desgevraagd. “Het was zijn laatste wens, dat wij zijn as zouden uitstrooien over de grass track van Brands Hatch, naar analogie van de as van de man die ooit als eerste een grasbaanwedstrijd organiseerde op Brands. Het mocht eigenlijk niet, maar toen niemand keek hebben we de as toch uitgestrooid.”
Zo gaat het met de passie voor de tweewielersport…

De drijvende krachten achter de schermen

Marc Mouton, Willy van Woensel

We noemden de naam van baancommissaris Annemarie Mouton al even. Alweer een dertigtal jaren terug was haar echtgenoot Marc samen met Willy van Woensel de belangrijkste gangmaker van de klassieke racerij in België.
Marc: “Ik ben erin gerold via de Nederlandse NMB, de wilde bond van toen. Daar hebben we het klappen van de zweep geleerd. In die tijd had de Belgische bond, de BMB, afnemende interesse in classic racing. Er werd wel wat aan gedaan, maar altijd als een bijprogramma van de moderne klassen. Ze hielden niet zo van ‘dien vuilen brol’ van de klassiekers. Willy en ik hebben toen alles op alles gezet om een competitie op te zetten, speciaal voor klassiekers, met eigen circuits, data, reglementering en organisatie. Zo konden we zo onafhankelijk en effectief mogelijk werken. Het gekke is dat we onze zin kregen, en dat wij als Vlamingen races konden gaan inrichten, bijna uitsluitend in het Waalse deel van België.
Sindsdien hebben we heel veel evenementen voorbij zien komen. Het ging soms beter, soms minder. Er is altijd een tegenstelling tussen wat je wil en wat je kan – geld speelt altijd een rol. We zitten nu een beetje in een neergaande spiraal. We hebben niet zoveel locaties meer waar we wedstrijden kunnen organiseren. Op de stratencircuits  is het rijden boeiend, maar beslist gevaarlijker. Het is moeilijk dat je coureurs die je als kind hebt zien opgroeien in de paddocks op latere leeftijd ziet verongelukken op dezelfde circuits.  Zo zijn we Jehonville als circuit kwijtgeraakt, na enkele fatale ongelukken. Intussen is de fakkel overgenomen door nieuwe mensen, met name Willy Hellebaut.
De Engelsen hebben ons wel eens uitgenodigd om de wedstrijdleiding op ons te nemen voor races in Engeland. Daar ben ik niet op ingegaan; ik bemoei me nergens meer mee nu. Wel kom ik nog veel naar de wedstrijden. Annemarie is er tenslotte nog steeds bij als official. En motorrijder blijf je altijd, wat er ook gebeurt. Momenteel rijd ik rond met een Kawasaki. Alleen op de openbare weg!”

Willy van Woensel is nog wel actief betrokken bij de organisatie. Hij is al een dagje ouder. “Het zijn nog steeds lange dagen,” vertelde hij, “Vroeg op, laat op bed. Tevoren ben je druk met organisatie en inschrijvingen, op de dagen zelf moet je iedereen ontvangen en dan nog even de wedstrijden. Na afloop ben je doodmoe!”

“We wilden iedereen altijd laten rijden,” nam Mouton het weer over. “Zelfs als je een training miste, dan hoefde je van ons niet naar huis. Een kruis door je rijnummer, achteraan starten en meedoen! Het gaat toch om het plezier, de sfeer van toen, er is niks meer mee te verdienen, toch? Wat zeg je, kunnen we dan net zo goed demoraces gaan organiseren, net zoals in Nederland? Nou nee, daar zien we niet veel in. Coureurs zijn coureurs. Hoe je een wedstrijd ook noemt, ze gaan toch voor de eerste plaats.”

Andere rijders

Leo Smids met helper

Ducaticoureur Leo Smids

We spraken dit weekend nog met enkele andere rijders uit Nederland. Zo was daar Leo Smids met zijn 1969 350cc Ducati Sebring.
“In deze klasse bestaat veel snelheidsverschil. Wat dat betreft zijn we kansloos. Maar ik vind het goed als we kunnen meekomen in de middenmoot, en als ik mijn plaatsing op de startgrid kan vasthouden of met een paar plekken kan verbeteren.”
Dat lukte Smids prima. Een groepje rijders en hij lieten in beide races een mooie strijd zien, met veel plaatswisselingen.
Uitslagen:
eerste manche 20e in het totaalklassement groep 1 + 2 en 7e in het klassement groep 1;
tweede manche 18e totaal en 8e in groep 1.

Vader en zoon Joyhill

Verenigd in het team Joyhill, doen Leopold en Geoffrey Vreugdenhil altijd hun eigen ding. Zo reden ze weliswaar allebei met een snelle 500cc eencilinder in de 500cc groep 1, maar niet met de alomtegenwoordige voortstuwing door BSA, Norton of Matchless, maar met de enige twee Jawa’s in het veld. Motorblokken, die afkomstig zijn uit de speedway. Gek maken lieten zij zich niet snel, nuchter als zij waren. Maar snel waren ze wel. Hun eindresultaten in de twee racemanches: Leopold Vreugdenhil zesde en vijfde, Geoffrey Vreugdenhil vijfde en vierde.

Leo Vreugdenhil

Na afloop van de wedstrijden op zondag meldde zoon Geoffrey: “Een goed weekend. We zijn allebei in het zadel blijven zitten, niets is kapot gegaan, we hoeven niet horizontaal naar huis te worden vervoerd. Een vierde en een vijfde plaats voor mij, meer zat er niet in. Dat proberen we volgend jaar weer beter te doen.”

Vader Leopold wist eraan toe te voegen: “Ik zat beide dagen in zijn kielzog. Ik verbaas me altijd over de acrobatiek van de jonge coureurs. Ze hangen links en rechts naast hun motor. Daar doe ik niet aan, hoor. Ik ga even hard zo.”
Zoon: “Mijn pa blijft altijd stokstijf rechtop zitten. Ik snap daar niets van. Het zal wel, maar ik heb het nu zo geleerd en ik kan geen bocht meer door op een andere manier. Dat zal voor zijn methode ook wel gelden!”

Van der Aa

Constante factor in het klassieke zijspanracen was en is Noud van der Aa (68), die zo zoetjes aan in zijn vijftigste motorsportjaar is beland. Net zo constant is meestal zijn door een 500cc König viercilinder tweetakt aangedreven zijspancombinatie. Dat was in vroeger jaren wel anders; de omgebouwde buitenboordmotoren van König hadden altijd zo hun gebruiksaanwijzing. Maar Van der Aa is intussen de onbetwiste autoriteit op König-gebied. Hij heeft er wel twintig van in zijn werkplaats staan; sommigen noemen hem nu de König-goeroe van Europa.

De snerpende vierpitters hoorde je het hele circuit rond gaan. Geen stress bij Van der Aa: “In de eerste manche kwam ik brandstof tekort in de laatste ronde. Er zit ergens een luchtbel in de tank waardoor hij niet helemaal volgetankt kan worden. In de tweede wedstrijd sla ik de opwarmronde wel over, dan redden we het net!”

Samen met zijn bakkenist Philippe Godin stond Van der Aa tijdens de opwarmronde doodgemoedereerd een praatje te maken met de omstanders, terwijl het overige deelnemersveld verdween in een stofwolk aan de einder. Terwijl de eersten rond waren gegaan en zich opstelden op de startgrid, knoopten hij en Godin hun helmen vast en tegen de tijd dat de startvlag was gevallen en de laatste deelnemer de pits passeerde, gaven ze hun König een duwtje en sloten ze achteraan. Geen nood: hun machine was snel genoeg en na enkele ronden zaten ze al ergens in het middenveld.

“Een beker winnen we toch wel!” grinnikte Van der Aa, “In onze GP500 klasse zijn we dit keer de enige deelnemers!”

Noud van der Aa met bakkenist Philippe Godin.

Laatste race van de dag

De Nederlandse Hondacoureur Joost Ris reed in de 500cc groep 2 (tot 1972). We spraken hem na zijn tweede race, tevens de laatste van het weekend. “Gedinne is de enige echte snelheidswedstrijd waaraan we meedoen. De rest van het seizoen rijden we racedemo’s bij de SAM. We merken goed dat het hier om echt racen gaat. We moeten een PK of tien toegeven op de snelsten hier. Op zaterdag konden we toch op pole position komen, omdat het regende tijdens de training. In de wedstrijd echter heb ik nét te weinig topsnelheid om bij de kop van het veld te kunnen blijven. Ik heb in beide manches gegeven wat ik kon, maar ik ga niet  over de limiet rijden, het is maar hobby!”

Joost Ris

Uitslagen

Uitslagen: http://www.mylaps.com/en/events/944815

Foto’s

Veel meer foto’s in het webalbum van Inge van Hesteren.

 

7 reacties op “Lange ronden volgas te Gedinne

Geef een reactie

Het e-mailadres wordt niet gepubliceerd. Vereiste velden zijn gemarkeerd met *