De aluminium kokkelkotter van Harm Teerling

HARLINGEN – In een tijd van crisis en onzekerheid was Harm Teerling er snel uit: hij verruilde zijn oude stalen kokkelschip voor een hagelnieuwe kotter, geheel opgetrokken uit aluminium. Hij trok hiermee de aandacht van collega’s, vakpers en ook van de HC.

Harm Teerling met onafscheidelijke sigaar, aan dek van zijn nieuwe aluminium kotter. (Foto: Inge van Hesteren)
Harm Teerling met onafscheidelijke sigaar, aan dek van zijn nieuwe aluminium kotter. (Foto: Inge van Hesteren)

“Acht weken varen we er nu mee,” begint kokkelvisser Harm Teerling. “Het vorige schip was een oud beestje. Gebouwd in 1908. Eigenlijk voldeed het niet meer en er kwam groot onderhoud aan. Dan ga je je afvragen, hoelang kan je daarmee doorgaan? Dus hebben we besloten een nieuw schip te laten bouwen. We zijn iets meer geld kwijt, maar alles is meteen nieuw en we kunnen weer honderd jaar vooruit. Achter subsidies zijn we niet aan geweest. We redden onszelf prima. Het oude schip hebben we naar de sloop gebracht. Je kan er wel mee gaan leuren, maar wat een gedoe. Klaar zo.”

Aluminium

“Het schip is gebouwd door Alumax Boats in Meppel. We hebben eerst goed rondgekeken; bij hen hadden we het beste gevoel. De mensen van Alumax zijn met ons meegegaan naar Harlingen. We hebben hen laten zien wat er nodig is op een kokkelschip. Met goed een half jaar was de kotter klaar. Ze hebben hun werk prima gedaan. Het vlak is acht millimeter dik. Over de lengte is een achttal kokerbalken gelast, die het schip sterkte verlenen en voorkomen dat het vlak te snel slijt bij het varen over ondiepe platen. Aluminium is sterk, licht en gemakkelijk in onderhoud. De diepgang is maar 40 centimeter. Het oude schip stak 1,04 meter, dus dat scheelt nogal. We kunnen overal komen, nu.”
Kokkels komen doorgaans niet terecht op de Nederlandse markt. Het zijn vooral Mediterrane landen die de zeevruchten op hun waarde weten te schatten. Dit jaar is de kokkelgroei heel behoorlijk. Het hele jaar rond kan er gevist worden, volgens Teerling. “Grote en kleine; de maten lopen nogal uiteen. Hoe verder je naar het oosten gaat, hoe kleiner ze zijn. Bij Lauwersoog zijn ze het kleinst, daar zit totaal geen groei in. Typisch voor dat deel van de Waddenzee. Geen idee hoe het komt. De kokkelvisserij kan vier, vijf jaar slecht zijn en ineens komen ze weer. Het milieu heeft er niet veel mee te maken, volgens mij.”

Zwaar werk

“Momenteel vissen we meestal bij Texel en Vlieland. In 2007 heeft de overheid een eind gemaakt aan de mechanische kokkelvangst. Er kwam een uitkoopregeling en wie wilde kon een handkokkelvergunning aanvragen. Een stuk of tien vergunningen zijn toen afgegeven, onder andere aan ons. We mogen vissen in aangewezen gebieden, met maximaal drie schepen tegelijk per gebied. Na twee weken moeten we het gebied verlaten. Allemaal voor het milieu. Niet erg, er zijn genoeg kokkels voor allemaal.
Het is heel ander werk dan mechanische visserij. We laten het schip droogvallen in zo’n gebied. Met zijn tweeën gaan we van boord. We trekken ieder een handkokkelhark over het droogvallende Wad. Behoorlijk zwaar werk, tenzij je eraan gewend bent, zoals wij, haha. We maken streken van een meter of vijf, zes, zeven. En terug, waarna we het visnet legen in het bijbootje. Als het meezit vullen we alle vijf bootjes die we mee hebben in één tij. Bij hoogwater komt er een kokkeljager, de HA 19, die brengt de vangst naar Meromar Seafoods in de Oostpoort.
We kunnen niet altijd vissen, natuurlijk. Als er teveel wind staat worden de golven te hoog en kunnen we door hoge golven niet over de platen trekken met de kokkelharken. Ach, als vissers zijn we vrije mensen. Als het niet gaat, of als we geen zin hebben, dan hoeft het niet. Maar ja, als het wel gaat, moeten we proberen eruit te halen wat erin zit.”
Het kokkelvissen gaat van vader op zoon. Teerling vist al sinds zijn zestiende jaar. Zijn vader begon ermee in 1957. Vroeger lag de kotter in de Noorderhaven, later in de Zuiderhaven. Nu moeten ze in het weekend een plekje zoeken in de Nieuwe Visserijhaven. Een vast plekje hebben ze daar niet meer.

Dit artikel verscheen eerder in de Harlinger Courant

Geef een reactie

Het e-mailadres wordt niet gepubliceerd. Vereiste velden zijn gemarkeerd met *