ASSEN – Uit een ooghoek zie ik op de start-finishlijn een zwart bord met een nummer ’35’ erop, terwijl ik het tegen de nok gedraaide gashendel even terugdraai om naar de vijfde versnelling door te schakelen. Even later ga ik verder naar zes, al na een seconde rem ik hard voor de Haarbocht en dan dringt het tot me door dat ik datzelfde nummer ’35’ voor op de motor heb geplakt, een uur geleden. Daar heb je het al, denk ik bij mezelf, na twee Toersessies nog één Stersessie gereden; aan het eind daarvan word ik van de baan gehaald omdat de Monster teveel lawaai maakt. De baancommissaris die me in de pits staande houdt is niet boos, alleen verdrietig.
Ik ben zaterdag 12 april aanwezig op het TT-circuit in Assen, met de Ducati Monster 1000, de Mazda 626, de aanhanger en jongste zoon Jip, die me assisteert. Drie sessies, twee toer (E en G) en één ster (06), heb ik geboekt bij de Motorclub Assen, die de Nationale Motordagen ieder jaar organiseert.
Eerst zou ik komen met de circuit-MuZ om de nieuwe zuiger rustig op het circuit in te rijden, maar die is nog niet klaar. Gelukkig kan ik nu als alternatief gaan kijken hoe de Duc Monster het doet.
De Monster liep prachtig, er was iemand die dacht dat er een watergekoeld Ducati 996-blok in hing (met een PK of vijftig meer dan mijn Monster), maar het is toch echt een luchtgekoelde tweeklepper. Toch altijd nog goed voor 84 PK’s, misschien wel 90, met de carbon Remus einddempers. En vooral heel veel koppel van onderin.
Mijn beste MuZ-rondetijd heb ik verbeterd met 8 seconden, naar 2:22 min. Niet dat deze tijd nu zo wereldschokkend snel is; voor mij wél echter. Met zo’n Duc kan je inderdaad veel harder de bochten door, lijkt het, al schudde hij nogal met de kop in snelle bochten als Meeuwenmeer of Ramshoek. Niet zo’n prettig gevoel bij 180 km/u. De man van Öhlins zei dat de achterveer in de Sachs-demper te slap was voor mijn postuur. Dat zou kunnen, het is altijd fijn dat je weet waarom iets niet goed gaat. Ondanks wat (soms schrikbarend) pendelen is hij gelukkig toch mooi in het spoor gebleven. Als ik dat euvel verhelp krijg ik nog wel een seconde of vijf van de rondetijd af. Het zegt wel iets over het vertrouwen dat dit chassis geeft, dat je je door rare stuurbewegingen niet laat ontmoedigen.
Heren met overigens ook prachtige en Italiaanse PK-pakhuizen als MV Agusta’s, Benelli Tre’s en Aprilia’s 1000 RSV kon ik aardig bijhouden en ook een beetje zoekrijden in die toersessies. Uiteindelijk reed ik in de tweede toersessie als enige nog achter een circuitmarshall die heel beleefd op de rechte stukken even op me wachtte om me in de bochten de kans te geven in zijn spoor te blijven. Heel leerzaam, bedankt voorrijder, was je niet die marshall met de tekst ‘Arnold’ op zijn rug? Wat kan een mens toch iedere keer weer veel bijleren over motorrrijden.
Nummer 35. Foto JIp van Hesteren In de stersessie aan het einde van de middag ging het nogal een stuk harder, vele heren en een dame met echte circuitmotoren gingen me voorbij alsof ik stilstond. In de bochten viel het mee, maar op de rechte stukken bleek dat het nog veel en veel harder kon. Ach, ik was uiteindelijk lang niet de laatste in de ranglijst, met mijn rondetijd…
TT-circuit, mijn verontschuldigingen voor het overmatig lawaai, dat proberen we nu juist te voorkomen, gezien de oncoöperatieve opstelling van de provinciale overheid. Tja, méér dan twee decibeldempers inschroeven heb ik niet kunnen doen, maar dat was dus onvoldoende. Volgende keer standaarddempers opzoeken misschien.
Pitsassistent Jip smeerde broodjes voor zijn vader, maakte fotootjes met zijn nieuwe mobieltje en stuurde me uit op eten en drinken. Ik dacht dat het andersom was: de rijder komt moe en bezweet van zijn motor en zorgzame helpers reiken hem versnaperingen aan, maar nee, Jip vond wandelen wel een goede conditietraining voor mij…
Op de Autobahn tussen Meppen en Leer heb ik laatst gekeken hoe hard ie kon (230 km/u volgens de snelheidsmeter), op 12 april, tijdens de Nationale Motordagen op Assen, hoe het in de bochten ging (2:22″ volgens de laptiming) en zondag 13 april bezocht ik even de feestelijke opening van het Regiocafé in Berkel-Enschot (465 km). Ook leuk, om daar medeliefhebbers te spreken. Naderhand reed ik in een clubje van vijf terug naar Friesland; bij afslag Wolvega reed ik nog een stukje op met een Sneker met een 999 en de laatste 30 kilometers naar Harlingen alleen.