Ter gelegenheid van Dodenherdenking 2020, een gedenkwaardig jaar.
Mijn moeder Els Borgen (geboren 1923) was eind jaren dertig naar Nederland gekomen. Ze zou daar haar HBS-opleiding voltooien, in de kost bij familie in Nunspeet. Haar vader en moeder en jongste broertje woonden nog in Nederlands-Indië.
Pas in 1947 zou het gezin weer herenigd worden. Haar ouders beleefden zware oorlogsjaren in interneringskampen. Mijn opa was gedwongen tot dwangarbeid aan de beruchte Burmaspoorweg. Mijn moeder, nog een jong meisje eigenlijk, moest het zelf maar uitzoeken in het bezette Nederland. In 2011 ondervroeg ik haar urenlang over die periode. Ik stelde er een e-boekje over samen: ‘Onvergetelijke jaren’, nog steeds verkrijgbaar via Amazon. Hieronder één van de verhalen die ze me vertelde.
“Hoe ik in het verzet terechtgekomen was? Waarschijnlijk rond 1942-1943 via Marijke IJzerman, mijn vriendin in Nunspeet. Het was een hecht gezin, dat van de familie IJzerman. De familie bezat een verffabriek en was zeer bemiddeld. Een gigantische tuin, boomgaarden, een moestuin. De vader des huizes was actief in het verzet. Hoe precies, dat weet ik nog steeds niet – hoe minder je wist, hoe minder je kon verraden als je werd opgepakt door de bezetter.
Dat was wat op een kwaad moment de vader en Bart overkwam: ze werden gearresteerd en op transport gezet naar een concentratiekamp. Onderweg sprongen zij uit de trein, maar helaas, ze werden op de vlucht neergeschoten. Een groot drama voor de familie. Voordat dit allemaal gebeurde was ik via Bart en vader IJzerman zelf koerierster geworden voor het verzet.
Grote afstanden lopen, onder mijn korset een pistool, landkaarten en documenten voor de Engelsen, in de winter over vrijwel onbegaanbare wegen, niet gepekeld, dus vol ijsschotsen, de hele Veluwe over. Ik liep de zolen uit mijn oude bergschoenen, letterlijk.
Vaak bracht ik deze spullen naar een groot landgoed bij Elburg. Soms ook naar de juwelier in Putten. Een naam die bij mij is blijven hangen is die van Piet van der Tuuk uit Vierhouten, een belangrijke verzetsleider.
Onderweg werd ik wel eens aangehouden door de Duitsers. Altijd ben ik door hen doorgelaten. Kennelijk vermoedden ze geen kwaad achter mij. Dat was maar goed ook. Ik was altijd voorbereid op aanhouding. Ik zie me niet als een verraadster; schiet me dan maar dood, dacht ik. Ik was niet bang voor de dood.
Na de massa-executie in het dorp Putten werd het verzetswerk minder. Ik vermoedde wel dingen, maar wist nooit zeker waarom iets wél of niet gebeurde. Misschien konden ze me ook niet meer vinden, vanwege mijn regelmatige verhuizingen tijdens de oorlogsjaren. Zeker weet ik het na zoveel jaren niet meer, maar ik denk toch, dat ik nog tot de winter van ’44-’45 koerierswerk heb verricht.”
Lees ook mijn blog: ‘Onvergetelijke jaren‘
Indrukwekkend Gijs, de memoires heb ik gelezen. Het doet je beseffen hoe zwaarbevochten onze vrijheid is en hoeveel offers en gevaren dat het met zich meegebracht heeft. Daar zijn wij schatplichtig aan.