Van horrorwinter naar motorzomer – deel 1

Dit was me het jaartje wel. Sowieso een hevige periode, niet alleen voor de wereld en voor jullie, lezers, maar ook voor mij en de mijnen. In dit verhaal doe ik uit de doeken hoe ik er toch wat van heb proberen te maken, met behulp van één van mijn drie grote hobby’s: de motorsport – over het varen (tegen betaling als het even kan, dat wel, haha!) schrijf ik in andere blogs. Het lezen van boeken komt vast nog wel eens aan de beurt hier.

Begin maart. Het woon-werkpand is eindelijk leeg en opleveringsklaar. (Alle foto’s: Gijs van Hesteren)

Zware verhuizing

De ‘hevige periode’ begon al in november 2019, toen zich een koper aandiende voor het woon-werkpand dat Inge en ik in 1999 hadden laten bouwen. Twintig jaar hadden we er met plezier gewoond en gewerkt, kinderen opgevoed – nou ja, de dingen die iedereen zou doen.

Inge vertrok in 2017 tot haar eigen en onze spijt naar het hiernamaals. Hartfalen. Een intermezzo van twee jaar volgde, waarin mijn dochter, haar man en hun twee – later drie! – kinderen bij mijn jongste zoon en mij inwoonden. Gezellig hoor! Wel veel troep overal in huis.
Niet alleen zij woonden bij me in: de relatie van mijn oudste zoon kwam tot een einde. Ook hij bivakkeerde een tijdje in het ruime huis. Deze situatie was niet voor de lange duur. Eén voor één kochten of huurden mijn nakomelingen eigen woonruimte, tot mijn plezier allemaal bij mij in de buurt, in en rond Harlingen. En ik bleef achter in een huis dat steeds groter, steeds leger leek.

Veel meuk

Daar kwam dus die koper. Veel vijven en zessen, maar uiteindelijk werden we het eens. Ik kreeg vier maanden de tijd voor het ontruimen van de opstallen. Daarvandaan komt het woord ‘horror’ uit de titel van dit berichtje. Want wat verzamelt een mens veel meuk in twintig jaar, vooral als ie zo ruim woont als ik. Op de valreep van de eerste lockdown was het volbracht. Tweeduizend boeken weggegeven, de honderden stripboeken en CD’s naar de kinderen, twintig aanhangers vol met troep naar de gemeentewerf, vijf aanhangers naar de kringloopwinkel, 25 stadgenoten aan de deur voor spullen die ik via de Facebookgroep Weggeefhoek Harlingen had aangeboden.

Veel meuk.

Tussen de bedrijven door nam ik deel aan de avondcyclus ‘Dierbare overledenen’ van Cultureel podium Dorpskerk Huizum, in het kader van het project ‘Licht op de Dood’. Een zestal mensen, waaronder ikzelf, besprak persoonlijke ervaringen met dood, rouw, het leven en vitaliteit. Geen uitvaart of rouwdienst, maar viering van het leven, want dat moet doorgaan. Met als kostbaar cadeau de herinneringen aan een ‘vroeger’.

De overdracht van het pand kwam net op tijd. De koper moest het lang uitstellen – totdat hij zijn woonschip in de Amsterdamse Amstel had verkocht. Van het kleine wisselgeld kocht hij vervolgens mijn grootste bezit. Nét op tijd: anderhalve week na het passeren van de akte ging Nederland volledig op slot. De makelaar zei: “Nog even langer gewacht en dan had hij misschien afgehaakt. Zie dan je pand nog maar eens te verkopen!”
Zo dacht ik er ook over.

Een huisje in het Havenkwartier.

Op weg naar mijn AOW vanaf eind november betrok ik begin maart 2020 een aangenaam, petieterig woninkje, midden in de stad. De motoren en al het gereedschap verhuisden naar een motorschuur bij Jan en Albertha,  bevriende Harlingers.
De eerste maanden van de lockdown gingen voorbij; eerst met op de bank liggen, om bij te komen van het verhuizen. Werk was er plotseling niet meer; het varen als schipper van zeilende passagiersschepen was ineens minder populair, laat staan mogelijk. Tussen het bankhangen door begon ik met het inrichten van mijn werkplaatsje. Na een week of wat ging het ergens op lijken. Alle gereedschap en motoren en onderdelen pasten er uiteindelijk mooi in, twee motorheftafels inbegrepen. Zodra ik dat eenmaal voltooid had, kwam natuurlijk eerst de Yamaha XS650, de classic racer, aan de beurt. Mocht er toch nog een raceseizoen aanbreken, dan moest die motor er klaar voor zijn.

De motorschuur ingericht.

Het was om gek van te worden; 2020 was mijn slechtste zzp-jaar ooit. Zo goed als geen zeilvaart. Iemand de schuld geven kon niet. Ook niet de overheid. Een piepklein virus was de veroorzaker. Dat is waar de ontkenners de mist mee ingaan.
Veel ondernemers vielen uit de boot, waaronder een hoop collega’s van de bruine vloot. Die hadden wél een eigen schip en dan ben je de sjaak.
Gelukkig ben ik zelf een zzp’er zonder bedrijfsmiddelen en dus bijna zonder vaste lasten. Ik kon leven door een flink gat te slaan in mijn spaarcentjes. En dankzij het schrijven van artikeltjes. Van de overheid kreeg ik wat TOZO. Een druppel op de gloeiende plaat, maar alle beetjes hielpen.
Nu ben ik gepensioneerd. Als de wereldoorlog niet uitbreekt en het virus niet toeslaat zing ik het wel uit.

De racer

Dat is meestal makkelijker gezegd dan gedaan. Zo’n ding vergt na één wedstrijd meer onderhoud dan een toermotor na een heel motorjaar. Enfin, stap voor stap. De motor zat nog vol bagger van de laatste racedemo van vorig jaar, die van de natgeregende Luttenbergring. Dat werd afbikken.
Een hele tijd was ik bezig met racekuipjes en -zitjes. De oude zaten vol scheuren en barsten en er lag nog een racestroomlijn met valschade. Smerig en lastig, dit werken met polyesterhars. Ik zal er nooit goed in worden, maar als je verder weg gaat staan dan twee meter lijkt het best goed. En het publiek langs de baan ziet toch alleen maar iets geels voorbijflitsen.
Op een mooie voorjaarsochtend verving ik het 19 inch-voorwiel door een exemplaar van 18 inch. Niet fraaier misschien, wel beter. Drie redenen. Het insturen van de bochten wordt makkelijker met een kleiner wiel, de voorband heeft nu hetzelfde profiel en plakrubber als de achterband en de motor staat meer ‘op zijn neus’, waardoor koerswisselingen makkelijker zijn. Mijn grote XS-vriend Jan Smit leverde het wiel en mijn racemaat Tajan van der Wiel zorgde voor nieuwe wiellagers, pasbusjes en een band met racerubber. De nieuwe voorvorkbrace van Tardozzi paste meteen en ik had ergens nog een polyester racespatbordje van een jaren zeventig-Kawasaki.

Aan het werk in de motorschuur. Wie weet komt er tóch een raceseizoen .

Tajan, voor de volledigheid, heeft een motorwerkplaats op het bedrijventerrein in Harlingen, Motorsport Harlingen. Een leeftijdgenoot en een topmonteur. Hij heeft me alles geleerd over het prepareren van een wegracer – voor zover je iemand met twee linkerhanden iets daarover leren kan. Samen waren we in 2012 begonnen met enduranceracen bij de SAM. Drie keer met mijn XS, daarna met zijn Japauto Honda CB750 uit 1976. Over alle endurance-avonturen kan ik nóg wel een paar kantjes volschrijven.

(Wordt vervolgd in deel 2)

1 reactie op “Van horrorwinter naar motorzomer – deel 1

Geef een reactie

Het e-mailadres wordt niet gepubliceerd. Vereiste velden zijn gemarkeerd met *