Tagarchief: zeilen

Gemakkelijke Slag in de Rondte

HARLINGEN – In de Harlinger Courant van dinsdag stond een verslag van de Nationale Waddenrace. Traditioneel de afsluiter van het zeilseizoen voor de Harlinger zeilvaart. Al even traditioneel is het, dat de ‘Slag in de Rondte’ er aan voorafgaat. Een wedstrijd voor de echte doorzetters, volgens zegsman Dolf Siere: “de laatste zeilwedstrijd waarin nog wordt gevaren zoals vroeger, zonder satellietnavigatie, elektronische kaartplotters en het opvragen van de waterstand bij de Kustwacht. Als enige concessie is het gebruik van een elektrisch zoeklicht toegestaan. Wie ook maar één keer zijn motor start ligt uit de wedstrijd. Alles komt neer op zeilkunst en zeemanschap.”

Lees verder Gemakkelijke Slag in de Rondte

Historische zeilvaart en social media

Sinds ik vorig jaar samen met de ICT-Vereniging Noord-Nederland vanuit Lauwersoog een dagtochtje op de eenmastklipper Willem Jacob mee mocht maken bij schipper Tjerk Hesling-Hoekstra aan boord, kom ik hem hier en daar af en toe virteel tegen. Bij LinkedIn bijvoorbeeld. Via links op die site ook weer in Twitter. Als gewezen schipper ben ik blij dat ik nu niet meer hoef te varen, maar ik heb het toch ruim twintig jaren met veel passie en inzet gedaan. Daarom vind ik het leuk om af en toe even een kijkje in de keuken te mogen nemen. Tjerk, maar ook Jeroen van de Harlinger klipper Poseidon geven me geregeld die kans.


Tjerk is sinds kort actief op Twitter, onder de naam @eilandhopwj. Zijn zomerprogramma bestaat uit ‘eilandhoppen’, dagtochten van Waddeneiland naar Waddeneiland. Zijn zoektocht naar effectieve communicatie via ICT en internet doet mij denken aan de mijne, een vijftiental jaren eerder. Ineens was er mobiele telefonie en het internet was net van start gegaan. Mijn partner Inge en ik hadden onze buik vol van het oligopolistische kartel van de ‘kantoortjes’.  

De Willem Jacob. © Tjerk Hesling-HoekstraWe zochten naar manieren om het anders te doen. Dat kwam destijds in eerste instantie neer op het plaatsen een plaatje van het schip op een webpagina. We waren één van de eerste schippers met een website. Later moesten we ook werken aan een aantrekkelijke presentatie, vindbaarheid door zoekmachines in een tijd dat er nog geen Google bestond en nachtenlang per email vragen beantwoorden en offertes schrijven.

Nu, met Twitter en andere sociale netwerken, is het misschien makkelijker geworden, omdat een schipper actueler, heter van de naald, persoonlijker en interactiever met zijn klanten en relaties kan omgaan. Anderzijds, het is nog steeds even moeilijk, omdat hij maar één van de tientallen miljoenen twitteraars en internetters is.

Als ik voor mezelf spreek: ik lees graag mee met de korte statusberichtjes van zeilers als Tjerk of Jeroen. Ik vind het heel erg interessant om te lezen hoe het vanmiddag zit met de wind en de stroom in het Inschot, hoe laat ze aankomen op West-Terschelling, of ’t er druk is, of je veel eilandhoppers aan boord hebt. Beroepsmatige belangstelling, zou je kunnen zeggen. Misschien denken klanten er anders over, maar ik durf te wedden dat zij het ook willen weten en dat zij zich daardoor laten inspireren.

Misschien moeten de schippers het voor een volger nóg makkeljiker maken om vanuit een statusupdate via Twitter naar een video, foto of website te gaan. Wie weet moeten zij het mogelijk maken dat de kijkers de actuele route volgen met Google Maps, zoals bij de Frisian Solar Challenge. Of ze hangen een webcam in de mast, zoals de schipper van de klipper Hollandia.

 Eilandhopper.nl

De tjalk Zeelandia op het Wierumerwad. Foto © Inge van Hesteren 2001

Ook droogvallen hoort bij het Wadhoppen. De tjalk Zeelandia op het Wierumerwad. Foto © Inge van Hesteren 2001

Gewoon Doen

Rutger van der Meij schreef vorige week een verhaal over mij, voor de zaterdagbijlage van de Leeuwarder Courant . Hij heeft het gesprek dat wij hadden heel goed weergegeven, vind ik. Ik wou, dat ik zo kon schrijven. Daarom laat ik Rutger hier aan het woord.


“Het lukt me wel om sceptici warm te maken voor een nieuwe ontwikkeling.”

Zorgvuldig uitgekiende carrières hebben ze, de babyboomers in zijn omgeving.
Wat dat betreft heeft oudschipper Gijs van Hesteren (55) ,,de boot gemist.” Toch leverden de ongebruikelijke keuzes van de ideeënman bij Kabel Noord een kleurrijke loopbaan op.

Steeds kijkt hij even opzij. Een schip dat binnenloopt, beweging op de kade. Helemaal afscheid nemen van het water kan Gijs van Hesteren niet. Zeker niet nu die ene aak zo vlakbij ligt afgemeerd, tegenover het terras aan de Harlinger Oude Buitenhaven. ,,Dat is ’m”, knikt hij. ,,Daar zijn we mee begonnen. Goh, wel toevallig dat hij hier nu ligt.” Maar daar blijft het bij. Geen spoor van sentiment. Varen, dat is een afgesloten hoofdstuk. Lees verder Gewoon Doen

Brandarisrace 2009

De Brandarisrace, aan het eind van het zeilseizoen van de zeilende passagiersvaart met historische schepen. Van Harlingen naar Terschelling, al jaren georganiseerd door Herman Brandsma en henk Letsch. Zelf vaak aan meegedaan, als schipper van de Courage, de Zwarte haan, de Zuid-Holland of de Klipper Anna.

Nog steeds mooi om naar te kijken, Ook dit jaar weer een indrukwekkende start vanuit het Kimstergat naar de Pollendam.

Foto: Inge van Hesteren

Update 26 oktober:

Een reactie die binnenkwam op Plaxo Pulse. Het wordt steeds ingewikkelder met al die sociale netwerken op het internet. Als ik een ordelijk persoon zou zijn geweest dan zou ik me helemaal gekgemaakt voelen door de chaos van plekken waar ik mijn berichten en reacties dien te beheren en modereren.

“Gijs, ze staan me nog goed bij deze zeilraces, net als vele andere, zoals de Muider Hardzeildagen, de stront- en de aardappelraces en ga zo maar door.
Ik was altijd weer vereerd als jij en Inge mij uitnodigde om een onderdeel van jouw bemanning te mogen zijn.
Nog maar weer eens dank daarvoor en zo ook voor het weer op mijn netvlies zetten middels dit artikel.”

Wel een leuke reactie natuurlijk. Daar doe je het allemaal voor.

VOC-mentaliteit? Ga toch weg!

Laura gaat de wereld omzeilen. Dat mag niet van de leerplichtambtenaar.

In Nederland bemoeien we ons veel te graag met met een ander, met het vingertje omhoog. Laten de kinderrechter en de Kinderbescherming hun energie liever steken in de kinderen waarmee het NIET goed gaat, die in kindertehuizen zitten, of zelfs in gevangenisscellen, bij gebrek aan ruimte. Laat ze werken aan de wachtlijsten en de willekeur van de Jeugdzorg. Die problemen zijn duizend keer zo groot als dat van een kind dat iets GEVAARLIJKS wil gaan doen.

O jee, gevaar! Wat zijn we toch een bang land.

Go Laura! Zout water bruist in je bloed! Dat is de opdracht voor het menselijk ras: grenzen verleggen, ondanks alle dominees en pennenlikkers.

De mensheid of de zee

Het zeilmeisje is ‘gered’: twee maanden lang mag ze in het zeegat niet uit. Had haar toch laten gaan! De zee lijkt me veiliger, vergeleken bij het kinderbeschermingslabyrinth, waar ze nu in terecht zal komen. Griezelig, om dat op je dertiende allemaal over je heen te moeten krijgen: de professoren Sickbock, Prlwytzkovski, de burgemeesters Dickerdack, de commissarissen Bulle Bas.

Die zullen het allemaal wel beter weten, dat heeft de jeugdzorg al vaak bewezen. Zaterdag kan je in de Volkskrant lezen over de opvangmoeder die uit de voogdij is gezet. Drie kinderen waren door de jeugdzorg aan haar toevertrouwd. Dankzij het prettige verblijf in haar Stichting Kind blijken deze kinderen ‘niet meer in staat zich emotioneel te uiten. Eén van de drie is angstig en op andere momenten volledig apathisch’.

De ergste hel vormen de mensen toch voor zichzelf; daar is de natuur kinderspel bij.

Gerriet was verf

Eerder dit jaar, op 27 februari, overleed Gerriet Postma, de meest bekende schilder die Friesland heeft voortgebracht. Als een echte zoon van de Fryske Wâlden wist hij zelf nooit zeker of hij wel goed genoeg was, maar uiteindelijk hingen zijn werken in de kunsthoofdsteden van de wereld naast die van Pablo Picasso en Andy Warhol.

Gerriet Postma in Harlingen. Foto Inge van Hesteren

Afgelopen zaterdag zagen we een documentaire van Omrop Fryslân, gemaakt door Geart de Vries en Pieter Tjeerdsma. Een indrukwekkend document, dat mij nog eens wees op de bijzondere persoonlijkheid die Postma was. Geboren in Twijzelerheide was hij beurtelings een kleine en een grote man, in de figuurlijke zin des woords. Zoals een bovenmeester uit Harkema wel eens stelde: “Om uit de kleine wereld van de Wâlden te ontsnappen moet je leren en durven groot te denken”. Dat grote paste ook wel bij Postma, met zijn slangenleren laarzen en ronkende Porsche.

Gerriet Postma in Harlingen. “Ik ben ferf”, was zijn lijfspreuk. Foto Inge van Hesteren

In 2004 leerden wij Postma kennen. In enkele dagen tijds beschilderde hij in de leegstaande bedrijfshallen van Scheepswerf Harlingen de zeilen van onze tweemastklipper “Anna”. Dit was een kunstproject, bedacht door Geke Westenberg van de Harlinger kunstgalerie “De Vis”. Ik vond het een voorrecht de schilder mee te maken in de momenten van zijn grootste gedrevenheid. Een gemakkelijk persoon was hij niet, maar dat zie je bij meer echt goede kunstenaars.

Uiteindelijk liet hij ons een gigantisch vierluik na, van in totaal 540 vierkante meters. Wij hebben er een zomer lang relatief onopgemerkt mee rondgezeild op de Waddenzee. We zouden het kunstwerk best nog eens willen exposeren, maar waar laat je een schilderij van dergelijke afmetingen? Je hebt een kerk of zoiets dergelijks nodig!

De Anna voor de havenhoofden van Harlingen. Jammer, de kluiver was net ingenomen. Foto Inge van Hesteren
De Anna voor de kade. Foto Inge van Hesteren

Voor wie interesse heeft: het kunstwerk staat te koop; zelfs onze woning is hiervoor niet groot genoeg.

Een artikel dat ik in 2007 hierover schreef

Reacties 2009

Rolf van der Marck 06-07-2009 17:35
Dat Gerriet Postma de grootste Friese schilder zou zijn zal zeker betwist worden door Fred van der Wal. Maar wat ik hier zie is prachtig!

Gijs van Hesteren 06-07-2009 17:45
Wie de grootste is blijft meestal subjectief. Afhankelijk van zijn eigen humeur vond Gerriet zichzelf beurtelings goed en niet goed. Een beetje eigendunk is volgens mij een zeer noodzakelijke eigenschap voor een kunstenaar. De historie zal moeten bepalen of hij, dan wel Van der Wal, dan wel zij allebei bewaard blijven in de herinnering.

fred van der wal 07-07-2009 12:01
De grootste internationale schilder die uit Friesland komt is Sir Alma Tadema zoals je had kunnen weten. Ik behoor tot de liefhebbers van dit genre.
De navolgers van COBRA met in het gunstigste geval hun decoratieve werken, geschikt voor bij de kleur van het bankstel en de gordijnen of als versiering van een zeilboot van een kleurenblinde mol geeft menigeen niet veel kans om over te blijven. Zoals je begrijpt hoor ik tot laatst genoeme categorie van sceptici.
In de 45 jaar waarin ik het kunstenaarsplantsoen beschouw zien wij bloemetjes op komen en weer ten onder gaan. Menig nationale of internationale “beroemdheid” uit zelfs het nabije verleden bleek een vergeetmenietje. Veel schetsboeken zijn nu al vergeetboeken. Heel wat kunstliefhebbers denken dat het veld der kunsten een soort Tour de France is of een roulette. Zij vergissen zich.
Wat goed is zal de tand des tijds probleemloos trotseren. Modekunstenaars en epigonen horen daar niet bij.
Overigens is mijn werk in de 24 jaar dat ik in Friesland woonde niet gewaardeerd door de culturele Friese hotemetoten en is mijn werk vrijwel uitsluitend buiten deze provincie geëxposeerd. Mijn werk is geboycot door de provinciale galeries en de kunstcommissies, zoals de hoofdconsulent drs. Huub Mous uiteindelijk schoorvoetend in een radio uitzending toe gaf in 2007. Hij vergat te vermelden dat hij in die boycot zelf een grote rol speelde, maar wat valt er te verwachten van een van zijn Roomse geloof afgevallen meneer met culturele pretenties? Waar Maria als eeuwig durende moeder van bijstand van haar voetstuk valt blijft hypocrisie en nepotisme over. De belangrijkste reden van de boycot van mijn werk is wellicht mijn weerzin tegen de in de provincie heersend pvda mentaliteit.

Gijs van Hesteren 07-07-2009 17:43
Beste Fred, leuk dat jij je ook even meldt. Over smaak valt niet te twisten. Ik vind het erg leuk dat je zo’n duidelijk uitgesproken eigen mening hebt, daar houd ik wel van. In jouw reactie proef ik heel wat bitterheid, met name jegens de Friese kunstbobo’s. Leg het naast je neer, raad ik je aan. Politici en ambtenaren zitten over het algemeen zelden op dezelfde golflengte als de creatieve medemens.
Als je dan de provincie Fryslân in het bijzonder neemt: dat weten we, die munt nu eenmaal niet altijd uit in visie. Of dat aan een bepaalde politieke richting ligt waag ik te betwijfelen; eerder aan het kleinsteedse provincialisme, dat nu eenmaal de keerzijde is van de eigenheid van dit mooie en leuke landsdeel.

fred van der wal 07-07-2009 18:26
Jij kunt tenminste tegen een stootje, gotsijdanck, maar dat dacht ik al vanwege je Moto Guzzi als ik het goed heb of vergis ik me met iemand anders, kan ook. Het maakt me niet veel uit die softe Friese Bobootjes, alhoewel ik ze het liefste in een partij van 15 ronden karate eens flink op hun bek zou willen trappen; ik heb me behalve met de kunst ook met andere dingen bezig gehouden, huizen vertimmeren en nu mijn laatste grote project in de Bourgogne, al 5 jaar verbouwen van een Grande Maison van tien bij dertig meter met 14 kamers nu en dat is voor een zestiger een aardige klus; je kunt beter zo’n kutkunste naar zijn die als philosooph niks kan en 2 linkerhanden heeft en met zijn verwaten kunstkop in de wolken loopt en zich niet wassen, die zijn niet sterk, maar ruiken sterk en veel populairder dan ik, maar als ex karateka heb ik een hekel aan maffe klootzakkies waar het kunstenaarsplantsoen vol van is.
Er is trouwens in het Bildt nog een kunstenaar die kan verbouwen (Hein Kocken, heeft nog een mooi wijf ook met het figuur van een Teenage Girl) en zelfs grote dragende staal constructies last, daar heb ik pas echt repect voor, niet voor artistieke lulhannessen met een broek vol inspiratie en de bek vol lulverhalen. Een paar maanden geleden wa sik trouwens in galerie De Vis met Franse kapitaalkrachtioge vrienden, maar de eigenares verwaardigde zich niet eens even het woord tot ons te richten. Stom; want die mensen zijn schatrijk. Toen zijn we maar weer gauw weg gegaan.
Misschien herkende de eigenares van de galerie mij ook als De Bontste Hond van Friesland (volgens sommigen dan) en scheet bagger in d’r betonnen onderbroek.
Je weet het maar nooit met die stiekeme kutfriezen uit het kuns sirkwie

Gijs van Hesteren 07-07-2009 20:34
Zout water, dik vel. Jij bent niet ongevaarlijk, met jouw humeur en je verstand van karate en na je zestigste nog steeds bezig kunnen zijn met verbouwen. In Friesland ken ik Hennie, die kan kunsten maken en net als jij en ik timmeren en lassen en varen met bruine tjalken.
Mooie dingen zag ik op jouw blog.

Bruinvisch-avontuur op Ameland

Vroeger kwam ik vaak op de Waddeneilanden, Ameland bijvoorbeeld. Ik was schipper op een tjalk en later een klipper. We voeren met de Duitse scholieren een ontspannen rondje: opkruisen naar Terschelling, de volgende dag over het Terschellinger wantij naar Nes, Ameland. Daarna naar Schiermonnikoog of Lauwersoog. Op donderdag waren de klasgenootjes moegefeest en op het Wadzeilen uitgekeken. Donderdagavond dus naar het café of de disco in Dokkum of Leeuwarden en vrijdag veilig weer in Harlingen, waar de schoolbus stond te wachten.

Cees bedient handles en manettes, terwijl de cilinderkop kersenrood wordt gestookt.

Woensdag was ik weer op Ameland, heel saai, met behulp van de veerdiensten van Wagenborg. Vergaderen met eilanders, over draadloos internet. Dat vind ik ook leuk, maar zo avontuurlijk als vroeger met de zeilschepen is het toch niet. Aan het eind van de middag wandelde ik naar de veerboothaven. In de jachthaven er vlak voor zag ik een bekend mastje met witte top: dat van de tjalk “Bruinvisch”. Ik besloot even een kopje thee of koffie te gaan drinken bij Cees, de illustere schipper van deze meest museale van alle historische bedrijfsvaartuigen die er nog bestaan.

Het is meestal avontuurlijk aan boord bij Cees Dekker. Er gebeurt altijd wel iets onverwachts. Het begon nog heel ontspannen, met kamillethee en het begroeten van Cees, die me altijd als een verloren zoon onthaalt. Ook enkele andere oude bekenden zaten aan dek, zoals Betty, Bart of Carina. Zij maakten het voor mij direct een waardevol bezoek. Allen mee met de Bruinvisch op een teken- en schilderreis over het Wad.

“Cees, het roer staat op de grond en het is nog lang geen laagwater!”, zei Carina, die altijd goed oplet. “Kijk, het schip zakt, het roer niet. Het wordt nu langzaam uit zijn vingerlingen omhoog gedrukt en straks valt het eruit!”

Bruinvisch in de jachthaven van Ameland. Laag water. Zal het roer eraf vallen?

Cees vond het wel meevallen, maar ik zag hem denken. Even later kondigde hij aan dat hij de motor toch maar ging starten. Misschien even een kuiltje onder het achterschip malen met de schroef?

Nu is dat starten geen kattepis. De Kromhoutmotor stamt uit de jaren twintig, moet voorgegloeid worden met een petroleumbrander, op tijd gezet met een tornijzer, aan het draaien gebracht met luchtdruk. Cees is er echter heel goed in en ik zie het hem graag doen.

Stampend, schuddend, rokend en beukend startte de eencilinder. De vlam van de brander wilde niet uit; die speelde dreigend rond allerhande leidingen en buizen in de machinekamer. Cees wist wat hij deed, draaide aan geheimzinnige wieltjes en blies de vlam uit. De schroef woelde intussen het slib onder het schip op. Het roer zakte weer een beetje terug. Maar niet genoeg. Op de kade stond een meute publiek commentaar te geven.

“Misschien moet je de spring wat vieren, dan gaat het schip wat vooruit en krijgt het achterschip dieper water!”, suggereerde Carina. Dat klonk logisch, vond ik, dus ik knikte ijverig mee. Cees vond het goed. Inderdaad, het werkte. Ik mocht meehelpen met het doorhalen van de voorlijn. Met mijn kantoorhandjes haalde ik direct een oud wondje open. Grote droppels bloed over het dek. WC-papier. Pleister niet nodig.

Het schip was weer veilig. Cees en alle bemanningsleden waren opgelucht en gelukkig. De passagiers lieten het allemaal wonderbaarlijk gelaten over zich heen komen, door de wol geverfd als ze waren. Van Cees waren ze wel wat gewend.

De veerboot stond op vertrekken. Nee, ik kon niet blijven eten, hoe gezellig dat ook leek. Het was de laatste boot en de Bruinvisch zou me niet kunnen overzetten. De tjalk lag droog tot het volgende hoogwater.

Altijd weer avontuurlijk, die bruine vloot. Waarom was ik daar ook alweer mee gestopt?

Harlinger zeilers

De Harlinger bruine vloot opent elk jaar het zeilseizoen met de Vlootdag. De term ‘bruine vloot’ staat voor de professionele passagiersvaart met historische zeilschepen. In Harlingen is dit de grootste toeristische bedrijfstak. De circa zestig tjalken, klippers en schoeners die Harlingen als thuishaven hebben zorgen tijdens bijvoorbeeld een willekeurig meiweekend voor meer dan duizend bezette bedden.

Tjalken en klippers. Foto: Inge van Hesteren

Desondanks krijgt de vloot niet altijd het respect dat haar toekomt. Debet daaraan is wellicht de bescheidenheid van de schippers en scheepseigenaren; zij concentreren zich vooral op hun schip en hun ambacht. Bovendien worden zij door hun vrijbuiterachtige beroep nog steeds geassocieerd met de geitenwollen escapisten, die enkele decennia geleden de aanzet gaven tot deze herleving van het zeilende industriële erfgoed.

Vaklui zijn ze allemaal, deze zeilende zoutwaterschippers. Gastvrijheid en reisleiderschap zijn misschien wel hun belangrijkste handelsmerken. Waar anders delen de uitbaters van een toeristische accommodatie met hun klanten lief en leed, koffie en spaghetti, avontuur en de elementen, dag en nacht?

Vlootdag Noorderhaven

Als gewezen collega’s liepen mijn vrouw en ik graag over de Noorderhaven, afgelopen zaterdag. Daar lagen de schepen klaar, fris in de verf. Natuurlijk ontmoetten we vele kennissen van vroeger. Sommigen ontbraken, helaas. Het laatste jaar namen enkelen noodgedwongen afscheid van het leven, door ziekte of ongeluk. Vorig jaar de onovertroffen pikbroek Rob de Bruijs, onlangs nog de gewaardeerde en ondernemende schoenerkapitein Willem Sligting.

Willem Sligting

Hoe gaat het nu met de branche, er was toch een economische crisis aan de gang? Als je de schippers beluistert, dan gaat het met een deel van hen prima. Ze varen al jaren met dezelfde groepen passagiers en die komen ieder jaar terug. Er is ruimte om te investeren in verbetering en aanpassing aan de ieder jaar zwaardere veiligheidseisen.

Anderen echter kunnen die noodzaak tot investeren maar net of eigenlijk niet dragen. Ze zetten door, misschien wel tegen beter weten in. Het is de passie voor hun beroep, die hen drijft. Nogmaals, wat is het een prachtig beroep! De levende historie, de Waddenzee doorkruisend op windenergie – het is toeristische natuurbeleving op haar best: de verre horizon, de wind in de haren, het zout in de snor en het eelt op de handpalmen.

Nóg weer anderen staat het water werkelijk tot aan de lippen. Zeegaande zeilschepen moeten voor de wal blijven omdat de Oostzeestaten eenzijdig hun afspraken met Nederland hebben veranderd. Het is voor een historisch schip nu eenmaal moeilijk om aan alle 21ste eeuwse reglementen te voldoen, zeker als dat op stel en sprong nodig blijkt.

Sommige schippers, die aan de onderkant van de markt werken zijn bijvoorbeeld financieel niet in staat om hun schip tijdig te voorzien van volledige brandwerende betimmering. Jammer, want bij hen is het oorspronkelijke karakter van het schip en het bevaren ervan vaak het best bewaard gebleven.

Schuivende panelen

De laatste tijd rommelt het nogal in het wereldje. Verscheidene boekingsagentschappen – ‘kantoren’ worden ze genoemd – fuseerden en fuseerden nogmaals, totdat zij één heel grote organisatie werden, die voor honderden schepen bemiddelde. Dat ging uiteraard niet goed: de kopstukken maakten ruzie met elkaar. Bovendien: grootschalige zakelijkheid correleert nu eenmaal niet goed met de eigenzinnigheid die zeelui eigen kan zijn. Door al dat gedonder en door het nepotisme dat je uiteraard kan verwachten kelderden bij deze en gene de jaaromzetten tot soms slechts een derde van het jaar daarvoor.

Mede daardoor scheiden groepen schippers zich af van dat grote geheel, ze beginnen nieuwe agentschappen of coöperaties. Of dat de oplossing zal brengen is de vraag. In Harlingen intussen gaat men, zoals vanouds, zijn eigen gang. Illustere figuren als Adrie Bakker en Manuel Lommatzsch zwaaien voor of achter de schermen de scepter, meestal tot tevredenheid van de schippers waarvoor zij de ‘verhuur’ verzorgen. Dat er toch sprake blijft van een gezond machtsevenwicht tussen bemiddelaars en bemiddelden (agenten en schippers) komt mede door het feit dat de schippers degenen zijn die de beschikbare ligplaatsen beheren.

Foto: Inge van Hesteren

Speerpunt

De Provincie Fryslân verklaarde de Waddenregio tot één van haar toeristische speerpunten. Ook watersport hoort daarbij en duurzaam moet het ook allemaal zijn. Redenen genoeg om zuinig te zijn op dit varende museum, zeker in deze economisch spannende tijd, waarin we moeten hopen, dat we ons kunnen onderscheiden als regio.

Harlingen is de grootste thuishaven voor grote, historische zeilende passagiersschepen van Europa. De haven van West-Terschelling ongetwijfeld de drukst bezochte. Fryslân als provincie telt honderden van dergelijke schepen, die niet alleen vanuit Harlingen vertrekken, maar ook uit vanuit Makkum, Stavoren en Lemmer.

Naschrift: Aan de ketting

Een goed voorbeeld van de toenemende problematiek omtrent regelgeving blijkt uit een bericht in de Leeuwarder Courant van 8 april, dat ik hieronder citeer:

Friese driemaster in Hamburg aan de ketting

HAMBURG – De driemaster Mare Frisium van Tallship Company uit Easterlittens ligt sinds maandag aan de ketting in de haven van Hamburg. Volgens mede-eigenaar Jan Bruinsma van de rederij is onduidelijkheid over internationale veiligheidsregels de reden voor het vastleggen van het zeilschip. Wanneer dit weer verder kan varen, is nog onduidelijk.
Nederlandse en Duitse scheepvaartautoriteiten hebben een verschillende interpretatie van de veiligheidsregels, meent Bruinsma. Zo zou de Hamburger haven moeilijk doen over de verscherpte antiterrorismewetgeving. ,,Mar at sy dêr oan fêsthâlde, dan hoecht der nea wer in sylskip dizze kant út”, aldus de reder. Bruinsma: ,,Want at jo oan dizze regels foldwaan wolle, dan moatte jo bygelyks trije dagen foarôf al by in haven melde dat jo der oan komme. Mar dat kinne wy net. Wy witte dochs net hoe’t de wyn oer trije dagen stiet?”
Andere pijnpunten bij het voldoen aan die anti-terreurregels zijn de hogere havengeldkosten en het feit dat binnenkomende schepen dan eerst scherp gecontroleerd worden. ,,Dat bart dan ergens efterôf by in industryterrein. Dat kinne wy ús gasten net oanbiede.”
De 49 meter lange Mare Frisium biedt voor meerdaagse tochten plek aan zo’n 35 passagiers. Momenteel heeft de driemastschoener geen recreanten aan boord.

Zoutwaterman

Afgelopen woensdag waren Inge en ik aanwezig bij de crematie van Rob de Brueijs. Gedurende een groot deel van de periode die we zeilend over de Waddenzee doorbrachten was hij onze collega. Zoals zoveel zeilschippers een ‘karakter’. Meestal zijn het geen doorsneemensen die kiezen voor een ongewis bestaan aan boord van een antieke tjalk, temidden van clubs met voorheen volslagen onbekende passagiers.

Dat ging ook op voor Rob. Hij was een eigenzinnige, soms zelfingekeerde pikbroek. Het hart op de tong. Een Kapitein Haddock, zoals wij die ons voorstellen dat die in het echt zou zijn. Hij had één passie, leek het wel: het varen en het zoute water. En nog een: Harriët. Die blijft nu achter, met een tweemastklipper en de hond van Rob.

Bij ons op het terrein huurde hij één van onze garageboxen. Daardoor zagen Inge en ik hem nog wel eens nadat we gestopt waren met het varen. Hij at meestal een appeltje van de appelboom en mopperde over het één en ander. Daarna ging hij weer tevreden op huis aan, met Boomer.

Ik wist dat hij ernstig ziek was, maar het bericht van zijn dood kwam toch nog onverwacht. Het deed me meer dan ik had gedacht. Net als bij de afscheidsplechtigheid van Willem Grift realiseerde ik me, dat weer een stukje weg was van een unieke wereld die in hoog tempo verdwijnt. Een wereld, die al definitief geschiedenis leek na het einde van de zeiltijd in de jaren twintig. Die er ineens weer was, vanaf begin ’80, nu met als bemanning en reders gevarieerde zij-intreders uit horeca, welzijn, onderwijs en andere alternatievelingen.

Ook nu weer is er sprake van vergrijzing. Zoals het de afgelopen decennia was, zal het nooit meer zijn, denk ik. Europese regelgeving en de eisen van de moderne bedrijfsvoering maken een einde aan de ‘bruine zeilvaart’, zoals wij die kenden de laatste twintig jaar.

Met Rob verloren we ook een stukje van ons eigen verleden. We kenden Rob het beste als schipper van de Groninger Tjalk ‘Mercurius’. Maar ik weet nog goed, hoe ik zelf met vrouw en heel kleine kindertjes midden jaren tachtig op de Waddenzee rondvoer met dat schip. Gouden jaren.

Via ‘Zeepost’ en TSC ontvingen we het verhaal van zijn laatste dagen:

Op 23 oktober jl. overleed op 61 jarige leeftijd Rob de Brueijs. Rob was al een tijdje ernstig ziek en werd verpleegd in het Hospice Klein Molenaar te Harlingen. Rob heeft een groot gedeelte van zijn leven gezeild op de Waddenzee. Een markante schipper met een duidelijke eigen mening. Velen kennen Rob als schipper op de Bollevaer, Orion en op de Mercurius.

Afgelopen zomer is Rob nog mee geweest naar Schiermonnikoog aan boord van de Klipper Wilhelmina. Met zijn vrouw Harriet Stalman aan het roer en de goede zorgen van thuiszorg heeft hij nog een paar geweldig mooie dagen beleefd. Medio oktober ging het helaas snel bergafwaarts met zijn gezondheid. Hij overleed op 23 oktober in het bijzijn van zijn vrouw.

Rob blijft in onze herinnering een echte schipper. Een mopperende schipper, een dwarse schipper, een eigenwijze schipper. Maar ook een charmante schipper, een schipper met humor. Een echte ruwe bolster met een blanke pit. Rob is dinsdag 28 oktober in Goutum gecremeerd.